Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Genesis 10

1 Dit zijn de afstammelingen van Noachs zonen, Sem, Cham en Jafeth, wien na den zondvloed zonen geboren werden.

2 De zonen van Jafeth waren: Gomer, Magog, Medie, Jonie, Tubal, Mesjech en Tiras.

3 De zonen van Gomer waren: Askenaz, Rifath en Togarma.

4 De zonen van Jonie waren Elisja en Tarsjis, de Kittiers en de Rodiers.

5 Dezen hebben zich gesplitst in de bewoner van de kustlanden der volken. Dit zijn de Jafethieten in hun landen, elk naar zijn taal, naar hun geslachten, in hun volken.

6 De zonen van Cham waren: Ethiopie, Egypte, Put en Kanaan;

7 de zonen van Ethiopie waren: Seba, Hawila, Sabta, Raema en Sabtecha; die van Raema: Sjeba en Dedan.

8 Ethiopie verwekte Nimrod; deze begon een geweldige op aarde te zijn.

9 Hij werd een geweldig jager voor 's Heeren aangezicht; daarom zegt men: Als Nimrod een geweldig jager voor 's Heeren aangezicht.

10 Het begin van zijn rijk was Babel, Erech, Akkad en Kalne in het land Sjinear.

11 Van dit land ging hij naar Assur en bouwde Nineve, Rehoboth-ir, Kalah

12 en Rezen, tussen Nineve en Kalah; dit is de grote stad.

13 Egypte verwekte de Ludiers, de Anamieten, de Libyers, de Naftuhieten,

14 de Pathruzieten, de Kasluhieten en de Kaftorieten.

15 Kanaan verwekte Sidon, zijn eerstgeborene en Heth

16 en den Jebuziet, den Amoriet, den Girgasjiet,

17 den Hiwwiet, den Arkiet, den Siniet,

18 den Arwadiet, den Semariet, den Hamatiet. Daarna verbreidden zich de geslachten der Kanaanieten;

19 zodat hun grenzen reikten van Sidon in de richting van Gerar tot Gaza in de richting van Sodom, Gomorra, Adma en Seboim tot Lesja.

20 Dit zijn de Chamieten naar hun geslachten en talen, met hun landen en volken.

21 Ook aan Sem werd nakroost geboren; hij is de vader van alle zonen van Heber, de oudste broeder van Jafeth.

22 De zonen van Sem waren: Elam, Assur, Arpachsjad, Lydie en Aram.

23 De zonen van Aram waren: Us, Hul, Gether, en Mesjech.

24 Arpachsjad verwekte Sjelah, Sjelah Heber;

25 aan Heber werden twee zonen geboren; de ene heette Peleg, omdat in zijn tijd de aarde verdeeld werd; zijn broeder heette Joktan.

26 Joktan verwekte Almodad, Sjelef, Hasarmaweth, Jerah,

27 Hadoram, Uzal, Dikla,

28 Ebal, Abimael, Sjeba,

29 Ofir, Hawila, Jobab. Deze allen zijn Joktanieten;

30 zij bewoonden het oostelijk gebergte van Mesja af in de richting van Sefar.

31 Dit zijn de Semieten naar hun geslachten en talen, in hun landen, naar hun volken.

32 Dit zijn de geslachten der zonen van Noach naar hun afstamming in hun volken. Zij hebben zich gesplitst in de onderscheiden volken op de aarde na den zondvloed.