Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Genesis 11

1 De gehele aarde had een taal en dezelfde woorden.

2 Toen zij nu uit het oosten optrokken, vonden zij een vallei in het land Sjinear, alwaar zij zich vestigden.

3 Zij zeiden tot elkander: Komt, laten wij tichels bereiden en ze tot stenen bakken. Zo diende hun de tichel tot bouwsteen en het asphalt tot leem.

4 Voorts zeiden zij: Komt, bouwen wij ons een stad met een toren welks spits in den hemel reikt, waarmede wij ons naam maken; opdat wij niet verstrooid raken over de gehele aarde.

5 Maar de Heer daalde af, om de stad en den toren dien de mensenkinderen gebouwd hadden te bezien,

6 en zeide: Zie, zij maken een volk uit en hebben allen dezelfde taal. Dit is de aanvang van hetgeen zij doen; nu zal niets van wat zij beramen hun kunnen belet worden.

7 Welaan, laten wij nederdalen en daar hun taal in verwarring brengen, zodat zij elkanders taal niet verstaan!

8 Zo verstrooide de Heer hen van daar over de ganse aarde, en zij hielden op, de stad te bouwen.

9 Daarom heet zij Babel, omdat de Heer daar de taal der gehele aarde verward en hen van daaruit over de gehele aarde verstrooid heeft.

10 Dit zijn de afstammelingen van Sem.

11 Sem was honderd jaar oud toen hij Arpachsjad verwekte, twee jaren na den zondvloed; Sem leefde na Arpachsjad verwekt te hebben vijfhonderd jaren en verwekte zonen en dochteren.

12 Arpachsjad was vijf en dertig jaar oud toen hij Sjelah verwekte;

13 Arpachsjad leefde na Sjelah verwekt te hebben vierhonderd drie jaren en verwekte zonen en dochteren.

14 Sjelah was dertig jaar oud toen hij Heber verwekte;

15 Sjelah leefde na Heber verwekt te hebben vierhonderd drie jaren en verwekte zonen en dochteren.

16 Heber was vier en dertig jaar oud toen hij Peleg verwekte;

17 Haber leefde na Peleg verwekt te hebben vierhonderd dertig jaren en verwekte zonen en dochteren.

18 Peleg was dertig jaar oud toen hij Reoe verwekte;

19 Peleg leefde na Reoe verwekt te hebben tweehonderd negen jaren en verwekte zonen en dochteren.

20 Reoe was twee en dertig jaar oud toen hij Serug verwekte;

21 Reoe leefde na Serug verwekt te hebben tweehonderd zeven jaren en verwekte zonen en dochteren.

22 Serug was dertig jaar oud toen hij Nahor verwekte;

23 Serug leefde na Nahor verwekt te hebben tweehonderd jaren en verwekte zonen en dochteren.

24 Nahor was negen en twintig jaar oud toen hij Terah verwekte.

25 Nahor leefde na Terah verwekt te hebben honderd negentien jaren en verwekte zonen en dochteren.

26 Terah was zeventig jaar oud toen hij Abram, Nahor en Haran verwekte.

27 Dit zijn de afstammelingen van Terah. Terah verwekte Abram, Nahor en Haran, en Haran verwekte Lot.

28 Haran stierf nog bij het leven van zijn vader Terah in zijn geboorteland, in Ur der Chaldeen.

29 Abram en Nahor namen zich vrouwen; Abrams vrouw heette Sarai, die van Nahor Milka, de dochter van Haran, den vader van Milka en Jiska;

30 en Sarai was onvruchtbaar: zij had geen kinderen.

31 Terah nu nam zijn zoon Abram en zijn kleinzoon Lot, Harans zoon, en zijn schoondochter Sarai, de vrouw van zijn zoon Abram, en voerde hen uit Ur der Chaldeen, om naar het land Kanaan te gaan. Maar toen zij tot Haran gekomen waren vestigden zij zich aldaar.

32 Terah werd honderd vijf en veertig jaar oud en stierf in Haran.