Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Genesis 13

1 Zo trok Abram uit Egypte op met zijn vrouw en alwat hij had, en Lot met hem, naar het zuiden;

2 en Abram was zeer rijk in vee zilver en oud.

3 Daarna ging hij van halte tot halte uit het zuiden naar Bethel, tot de plaats waar den eersten keer zijn tent gestaan had, tussen Bethel en Ai,

4 naar de plaats van het altaar dat hij er vroeger gemaakt had, en Abram riep daar 's Heeren naam aan.

5 Maar ook Lot, die met Abram trok, bezat kleinvee, runderen en tenten.

6 En het land kon hen niet dragen; want hun have was zo talrijk dat zij niet bij elkander konden blijven

7 en er twist ontstond tussen de herders van Abrams vee en die van Lots vee. De Kanaanieten en de Perizzieten woonden toen in het land.

8 Daarom zeide Abram tot Lot: Laat toch geen tweedracht komen tussen mij en u, tussen mijn en uw herders; want wij zijn broeders.

9 Ligt niet het ganse land voor u open? Scheid u van mij af. Indien gij links gaat, zal ik rechts gaan; gaat gij rechts, dan ga ik links.

10 Lot sloeg zijn ogen op, en zag dat de gehele jordaanstreek rijk aan water was; voordat de Heer Sodom en Gomorra verwoestte, was zij, naar den kant van Soar, als de hof van den Heer, als Egypteland.

11 Daarom koos Lot de gehele Jordaanstreek en brak op, oostwaarts. Zo scheidden zij van elkander;

12 Abram bleef wonen in het land Kanaan, terwijl Lot zich nederzette in de steden van de Jordaanstreek en zijn tenten tot aan Sodom opsloeg.

13 De mannen van Sodom nu waren zeer slecht en zondig in des Heeren oog.

14 En de Heer zeide tot Abram, nadat Lot zich van hem gescheiden had: Sla uw ogen op en zie van de plaats waar gij u bevindt naar het noorden en het zuiden, het oosten en het westen;

15 want het ganse land dat gij ziet zal ik aan u geven en aan uw zaad, voor altijd;

16 en ik zal uw zaad talrijk maken als het stof der aarde; zodat, indien iemand het stof der aarde kon tellen, hij ook uw kroost zou kunnen tellen.

17 Sta op, doorkruis het land in de lengte en de breedte; want u zal ik het geven.

18 En Abram woonde in tenten, kwam bij den eik van Mamre, die bij Hebron is, zette zich aldaar neder en bouwde er een altaar voor den Heer.