Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Genesis 15

1 Na dezen kwam het woord van den Heer tot Abram in een gezicht aldus: Vrees niet, Abram, ik ben u een schild; uw loon zal ik zeer groot maken.

2 Maar Abram zeide: Heere God, wat zult gij mij geven, terwijl ik kinderloos mijn weg bewandel en de toekomstige eigenaar van mijn huis Eliezer is?

3 Weder zeide Abram: Zie, gij hebt mij geen kroost gegeven, en een mijner ondergeschikten zal mijn erfgenaam zijn.

4 Maar des Heeren woord kwam tot hem: Niet hij zal u beerven, maar een lijfelijke zoon van u, die zal uw erfgenaam zijn.

5 Toen leidde hij hem naar buiten en zeide: Zie op naar den hemel en tel de sterren, indien gij ze kunt tellen. Zo talrijk, zeide hij hem, zal uw kroost zijn.

6 En hij geloofde den Heer, en deze rekende hem dit tot gerechtigheid.

7 Voorts sprak hij tot hem: Ik ben de Heer, die u uit Ur der Chaldeen uitgeleid heb, om u dit land in bezit te geven.

8 Hij zeide: Heere God, waaraan zal ik weten dat ik het bezitten zal?

9 Hierop zeide hem de Heer: Haal mij een driejarige koe, een driejarige geit, een driejarigen ram, benevens een tortelduif en een jonge duif.

10 Hij haalde hem deze alle en sneed ze in stukken, die hij tegenover elkander legde, maar het gevogelte sneed hij niet door;

11 en toen de roofvogels neerstreken op de dode dieren, joeg Abram ze weg.

12 Toen nu de zon op het punt was onder te gaan, viel een diepe slaap op Abram, en zie, een grote verschrikking viel op hem,

13 en de Heer zeide tot Abram: Weet dat uw nazaten vertoeven zullen in een land dat niet het hunne is, waar zij in slavernij verkeren zullen en men hen onderdrukken zal, vierhonderd jaren.

14 Maar ook zal ik het volk dat zij dienen vonnissen, en daarna zullen zij met veel have uittrekken.

15 Wat u betreft, gij zult in vrede tot uw vaderen gaan, in hogen ouderdom begraven worden.

16 En het vierde geslacht zal herwaarts wederkeren; want nog is de maat van de schuld der Amorieten niet vol.

17 Toen nu de zon ondergegaan en het stikdonker geworden was, zie, daar ging een rookende oven met een vurigen fakkel tussen die stukken vlees door.

18 Te dien dage heeft de Heer met Abram dit verbond gesloten: Aan uw kroost geef ik dit land, van de beek van Egypte af tot aan de Grote Rivier, den Eufraat.

19 Het land der Kenieten, Kenizzieten, Kadmonieten,

20 Hittieten, Perizzieten, Refaieten,

21 Amorieten, Kanaanieten, Girgasjieten en Jebuzieten.