Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Genesis 23

1 Toen Sara honderd zeven en twintig jaren levens telde,

2 stierf zij te Kirjath-arba, dat is Hebron, in het land Kanaan. En Abraham ging naar binnen, om over Sara rouw te bedrijven en haar te bewenen.

3 Daarna stond Abraham op, ging weg van zijn dode en sprak tot de Hittieten:

4 Een vreemde en opgezetene ben ik onder u. Geeft mij een erfgraf bij u; opdat ik mijn dode uitdrage en begrave.

5 De Hittieten antwoordden Abraham:

6 Och, mijn heer luister naar ons. Gij zijt een vorst Gods in ons midden; begraaf uw dode in het uitgelezenste onzer graven. Niemand onzer zal u zijn grafstede weigeren, om uw dode te begraven.

7 Toen stond Abraham op, wierp zich neder voor de ingezetenen, de Hittieten,

8 en sprak tot hen: Indien het met uw welnemen is dat ik mijn dode uitdraag en begraaf, hoort dan naar mij en weest mijn voorspraak bij Efron, den zoon van Sohar,

9 dat hij mij de spelonk van Machpela, die hem toebehoort, aan het einde van zijn akker, afsta; voor den vollen prijs geve hij mij die tot een erfgraf onder u.

10 Efron nu zat onder de Hittieten en antwoordde Abraham ten aanhoren der Hittieten, zovelen in de poort zijner stad kwamen:

11 Och, mijn heer, luister naar mij. Den akker geef ik u; ook de spelonk daarop geef ik u; ten aanschouwen van al mijn stamgenoten geef ik u die ten geschenke; begraaf uw dode.

12 Toen wierp Abraham zich neder voor de ingezetenen

13 en sprak tot Efron ten aanhoren van de ingezetenen: Als gij het zijt, och, hoor naar mij. Neem den prijs van den akker van mij aan; opdat ik mijn dode daar begrave.

14 Efron antwoordde Abraham:

15 Och, mijn heer, luister naar mij. Een stuk land van vierhonderd sikkelen zilver, wat betekent dat onder mannen als ik en gij? Begraaf uw dode slechts.

16 En Abraham hoorde naar Efron en woog hem den prijs af dien hij ten aanhoren der Hittieten genoemd had, vierhonderd sikkelen zilver, gangbaar bij den koopman.

17 Zo werd de akker van Efron in Machpela, dat tegenover Mamre ligt, de akker met de spelonk die daarop is, en al het geboomte op den akker, op het ganse terrein rondom,

18 Abrahams eigendom, ten aanschouwen der Hittieten, zovelen in de poort zijner stad kwamen.

19 Daarna begroef Abraham zijn vrouw Sara in de spelonk van den akker van Machpela, tegenover Mamre, dat is Hebron, in het land Kanaan.

20 Zo werd de akker met de spelonk die daarop is door de Hittieten aan Abraham in eigendom afgestaan tot een erfgraf.