Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Genesis 36

1 Dit zijn de afstammelingen van Ezau, dat is Edom.

2 Ezau heeft zijn vrouwen genomen uit de Kanaanietische meisjes: Ada, de dochter van Elon, den Hittiet, Oholibama, de dochter van Ana, den zoon van Sibeon, den Horiet,

3 en Bazemath, de dochter van Ismael, de zuster van Nebajoth.

4 Ada baarde aan Ezau Elifaz; Bazemath: Reuel,

5 en Oholibama: Jeus, Jaelam en Korah. Dit zijn de zonen van Ezau die hem in het land Kanaan geboren zijn.

6 Daarna nam Ezau zijn vrouwen, zonen en dochters, met allen die tot zijn gezin behoorden, en zijn vee, al zijn dieren en al zijn bezittingen die hij in het land Kanaan verworven had, en ruimde het land Kanaan voor zijn broeder Jakob;

7 want hun have was te veel dan dat zij bij elkander konden blijven: het land hunner vreemdelingschap kon hen niet dragen vanwege hun vee.

8 Ezau vestigde zich op het gebergte Seir; Ezau, dat Is Edom.

9 Dit zijn de afstammelingen van Ezau, den vader van Edom, op het gebergte Seir.

10 Dit zijn de namen van Ezau's zonen: Elifaz, de zoon van Ezau's vrouw Ada, Reuel, de zoon van Ezau's vrouw Bazemath.

11 De zonen van Elifaz waren Teman, Omar, Sefo, Gaetham en Kenaz.

12 Timna was een bijvrouw van Ezau's zoon Elifaz en baarde hem Amalek. Dit zijn de zonen van Ezau's vrouw Ada.

13 De volgenden zijn de zonen van Reuel: Nahath, Zerah, Sjamma en Mizza; dit zijn de zonen van Ezau's vrouw Bazemath.

14 De volgenden zijn de zonen van Ezau's vrouw Oholibama, de dochter van Ana, den zoon van Sibeon; zij baarde aan Ezau Jeus, Jaelam en Korah.

15 De volgenden zijn de stamhoofden van Ezau's zonen. De zonen van Elifaz, Ezau's eerstgeborene, zijn de stamhoofden van Teman Omar, Sefo, Kenaz,

16 Gaetham, Amalek. Dit zijn de stamhoofden van Elifaz, in het land van Edom, dit zijn de zonen van Ada.

17 De volgenden zijn de zonen van Ezau's zoon Reuel: de stamhoofden van Nahath, Zerah, Sjamma en Mizza. Dit zijn de stamhoofden van Reuel in het land van Edom, dit zijn de zonen van Ezau's vrouw Bazemath.

18 De volgenden zijn de zonen van Ezau's vrouw Oholibama: de stamhoofden van Jeus, Jaelam, Korah. Dit zijn de stamhoofden van Oholibama, de dochter van Ana, de vrouw van Ezau.

19 Dit zijn de zonen van Ezau, en dit hun stamhoofden. Dit is Edom.

20 De volgenden zijn de zonen van Seir, den Horiet, inwoners des lands: Lotan, Sjobal, Sibeon, Ana,

21 Disjon, Eser, Disjan. Dit zijn de stamhoofden der Horieten, zonen van Seir, in het land van Edom.

22 En Lotans zonen waren Hori en Hemam, en Lotans zuster was Timna.

23 Dit zijn de zonen van Sjobal: Alwan, Manahath, Ebal, Sjefo en Onam.

24 Dit zijn de zonen van Sibeon: Ajja en Ana; dit is die Ana die een heete bron in de woestijn vond, toen hij de ezels van zijn vader Sibeon hoedde.

25 En dit zijn Ana's zonen: Disjon en Oholibama, de dochter van Ana.

26 En de zonen van Disjon zijn: Hemdan, Esban, Jithran en Keran.

27 En dit zijn de zonen van Eser: Bilhan, Zaawan en Jaakan.

28 Dit zijn de zonen van Disjan: Us en Aran.

29 De volgenden zijn de stamhoofden der Horieten: de stamhoofden van Lotan, Sjobal, Sibeon, Ana,

30 Disjon, Eser, Disjan. Dit zijn de Horietische stamhoofden naar hun stammen in het land Seir.

31 Dit zijn de koningen die over het land Edom geregeerd hebben voordat de Israelieten een koning hadden.

32 Bela, de zoon van Beor, was koning in Edom en zijn stad heette Dinhaba.

33 Na den dood van Bela werd in zijn plaats Jobab, de zoon van Zerah, uit Bosra, koning.

34 Na den dood van Jobab werd in zijn plaats Husjam, uit het land der Temanieten, koning.

35 Na den dood van Husjam werd in zijn plaats Hadad, de zoon van Bedad, koning, die de Midianieten in het veld van Moab versloeg; zijn stad heette Awith.

36 Na den dood van Hadad werd in zijn plaats Samla, uit Masreka, koning.

37 Na den dood van Samla werd in zijn plaats Saul, uit Rehoboth der Rivier, koning.

38 Na den dood van Saul werd in zijn plaats Baalhanan, de zoon van Achbor, koning.

39 Na den dood van Baalhanan, den zoon van Achbor, werd in zijn plaats Hadad koning; zijn stad heette Pau, zijn vrouw Mehetabeel, de dochter van Matred, de dochter van Mezahab.

40 Dit zijn de namen van Ezau's stamhoofden, naar hun geslachten, plaatsen namen: de stamhoofden van Timna, Alwa, Jetheth,

41 Oholibama, Ela, Pinon,

42 Kenaz, Teman, Mibsar,

43 Magdiel, Iram. Dit zijn Edoms stamhoofden, naar hun woonplaatsen in het land dat zij bezaten. Dit is Ezau, de vader van Edom.