Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Genesis 40

1 Enigen tijd daarna misdroegen zich de schenker en de bakker van den koning van Egypte tegen hun heer, den koning van Egypte.

2 Daarom was Farao zeer vergramd op zijn beide kamerlingen, den opperschenker en den opperbakker,

3 en leverde hen in verzekerde bewaring over ten huize van den overste der lijfwacht, in de gevangenis waar Jozef opgesloten zat,

4 en de overste der lijfwacht stelde Jozef bij hen aan, en hij bediende hen. Toen zij geruimen tijd in verzekerde bewaring geweest waren,

5 hadden zij beiden in denzelfden nacht een droom, elk den zijnen, van verschillende betekenis, zowel de schenker als de bakker van den koning van Egypte, die in de gevangenis opgesloten waren.

6 Toen Jozef des morgens bij hen kwam, zag hij dat zij ontstemd waren,

7 en vroeg hij de kamerlingen van Farao die zich bij hem in het huis zijns heren in hechtenis bevonden: Waarom ziet gij er heden zo droevig uit?

8 Zij zeiden tot hem: Wij hebben een droom gehad, en er is niemand om hem uit te leggen. Jozef zeide tot hen: Dromen uitleggen is immers Gods werk? Vertelt ze mij eens.

9 Nu vertelde de opperschenker zijn droom aan Jozef en zeide tot hem: In mijn droom, daar stond een wingerd voor mij;

10 er waren drie ranken aan, en zodra hij uitliep, ontsproten bloesems en rijpten zijn trossen tot druiven.

11 Ik had den beker van Farao in de hand, nam de druiven, perste ze uit in Farao's beker en overhandigde hem dien.

12 Jozef sprak tot hem: Ziehier de uitlegging. Die drie ranken zijn drie dagen;

13 binnen drie dagen zal Farao uw hoofd verhoogen en u in uw rang herstellen; zodat gij den beker aan Farao overreiken zult, gelijk vroeger, toen gij zijn schenker waart.

14 Doch gedenk mijner, wanneer het u goed gaat, en bewijs mij toch gunst, door van mij bij Farao melding te maken en te zorgen dat ik uit dit huis kom;

15 want ik ben wederrechtelijk gestolen uit het land der Hebreen, en heb ook hier niets gedaan waarom zij mij in dit hol hebben gezet.

16 Toen de opperbakker zag dat hij een gunstige uitlegging gegeven had, zeide hij tot Jozef: Ook in mijn droom, daar was een drietal broodkorven op mijn hoofd.

17 In den bovensten was allerlei spijs van Farao, bakkerswerk, en de vogels aten het uit den korf boven mijn hoofd op.

18 Jozef antwoordde hem: Ziehier de uitlegging. Die drie korven zijn drie dagen.

19 Binnen drie dagen zal Farao uw hoofd verhoogen en u ophangen aan een paal, en de vogels zullen uw vlees van u afeten.

20 Den derden dag nu, toen Farao op zijn geboortedag een maaltijd aanrichtte voor al zijn dienaren, heeft hij werkelijk het hoofd van den opperschenker en dat van den opperbakker verhoogd te midden zijner dienaren.

21 Den opperschenker herstelde hij in zijn schenkersambt; zodat hij den beker aan Farao mocht overhandigen;

22 maar den opperbakker deed hij ophangen, zoals Jozef hun uitgelegd had.

23 Doch de opperschenker dacht niet aan Jozef en vergat hem.