Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Genesis 9

1 Toen zegende God Noach en zijn zonen en sprak tot hen: Weest vruchtbaar, vermenigvuldigt u en bevolkt de aarde.

2 Vrees en schrik voor u zal hebben al het gedierte des velds en al het gevogelte des hemels, met alwat kruipt op den grond en alle vissen der zee. In uw macht zijn zij gegeven.

3 Alwat zich beweegt, waarin leven is, zal u tot spijs dienen; evenals de groene gewassen geef ik u die alle.

4 Maar vlees met zijn bloed moogt gij niet eten.

5 Doch uw eigen bloed zal ik invorderen; van alle dieren zal ik het invorderen, en van de mensen onderling zal ik de menschenziel invorderen:

6 wie eens mensen bloed vergiet, om dat bloed zal zijn bloed vergoten worden; want als zijn evenbeeld heeft God den mens gemaakt.

7 Gij nu weest vruchtbaar, vermenigvuldigt u, verbreidt u over de aarde en vermenigvuldigt u op haar.

8 Voorts sprak God tot Noach en zijn zonen met hem:

9 Zie, ik sluit mijn verbond met u, uw kroost na u

10 en alle wezens die bij u zijn: het gevogelte, het vee en al het gedierte des velds dat bij u is, alwat de ark verlaten heeft;

11 met ulieden sluit ik mijn verbond, dat voortaan nooit meer alle vlees door het water van den zondvloed zal uitgeroeid worden en er geen zondvloed meer zal zijn om de aarde te verderven.

12 Ook zeide God: Dit is het teken van het verbond dat ik stel tussen mij en u en alle levende wezens die bij u zijn, voor alle volgende geslachten;

13 ik plaats mijn boog in de wolken; die zal tot een teken des verbonds tussen mij en de aarde zijn.

14 Telkens als ik wolken boven de aarde verzamel en de boog zich in de wolken vertoont,

15 zal ik mijn verbond, het verbond tussen mij en u en alle levende wezens, alle vlees, gedenken, en het water zal niet meer tot een zondvloed worden, om alle vlees te verderven.

16 Als de boog in de wolken staat, zal ik hem aanzien, om het eeuwig verbond te gedenken tussen God en alle levende wezens, alle vlees dat op de aarde is.

17 God sprak dan tot Noach: Dit is het teken van het verbond dat ik gesloten heb tussen mij en alle vlees dat op de aarde is.

18 De zonen van Noach, die de ark verlieten, waren Sem, Cham en Jafeth; Cham was de vader van Kanaan.

19 Deze drie waren de zonen van Noach, en door hen is de ganse aarde gaandeweg bevolkt.

20 En Noach begon den grond te bearbeiden en plantte een wijngaard.

21 Toen hij nu van den wijn dronk werd hij dronken en ontblootte zich midden in zijn tent.

22 Toen Cham, de vader van Kanaan, de schaamte zijns vaders zag, vertelde hij het aan zijn beide broeders buiten.

23 Maar Sem en Jafeth namen een mantel, legden dien op hun schouder, liepen achteruit en bedekten de schaamte van hun vader, terwijl hun gelaat afgewend was; zodat zij de schaamte van hun vader niet zagen.

24 Ontwaakt uit zijn roes, vernam Noach wat zijn jongste zoon hem aangedaan had,

25 en zeide hij: Vervloekt zij Kanaan, een slaaf der slaven zij hij zijn broederen!

26 Ook sprak hij: Geloofd zij de Heer, de god van Sem, en Kanaan zij hun tot slaaf!

27 God breide Jafeth uit; hij wone in Sems tenten, en Kanaan zij hun tot slaaf!

28 Noach leefde na den zondvloed driehonderd vijftig jaren.

29 Zo was de gehele levensduur van Noach negenhonderd vijftig jaren. Toen stierf hij.