Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

1Koningen 6

1 In het jaar vierhonderd tachtig na den uittocht der Israelieten uit Egypteland, in het vierde jaar van Salomo's regering over Israel, in de maand Ziw, dat is de tweede maand, bouwde hij het huis voor den Heer.

2 Het huis dat koning Salomo voor den Heer bouwde was zestig el lang, twintig el breed en dertig el hoog.

3 Het voorportaal, voor het schip des tempels, was twintig el groot, langs de breedte des tempels, en tien el diep, voor aan den tempel.

4 Hij maakte aan den tempel schuin toelopende vensters met latwerk.

5 Tegen den muur des tempels zette hij een ombouw, rondom het schip en het koor; aldus maakte hij vertrekken rondom.

6 De onderste rij vertrekken was vijf el diep, de middelste zes el diep, de derde zeven el diep; want hij had aan den tempel rondom van buiten inkortingen aangebracht, opdat de binten niet in de tempelmuren zouden ingrijpen.

7 De tempel nu, bij zijn opbouw, werd gebouwd van aan de steengroef afgewerkten steen: hamer, houweel, noch enig ijzeren gereedschap werd aan den tempel bij zijn opbouw gehoord.

8 De ingang van de onderste vertrekken was aan de zuidzijde des tempels; en door openingen kwam men op de middelste, en van de middelste op de hoogste verdieping.

9 Zo bouwde hij den tempel, voltooide dien en dekte hem met kromhouten en rijen cederen balken;

10 voorts zette hij den ombouw tegen den gansen tempel, vijf el hoog en aan den tempel verbonden met cederen balken.

11 Toen geschiedde het woord des Heeren tot Salomo:

12 Aangaande dezen tempel, dien gij bouwt, indien gij wandelt in mijn inzettingen, mijn verordeningen nakomt en al mijn geboden onderhoudt, daarnaar u gedragende, zo zal ik jegens u het woord gestand doen dat ik tot uw vader David gesproken heb,

13 in het midden der zonen Israels wonen en mijn volk Israel niet verlaten.

14 Zo bouwde Salomo den tempel en voltooide dien.

15 Hij beschoot de wanden des tempels van binnen met cederen planken; van den vloer des tempels tot de balken van den zolder overtoog hij ze met hout van binnen, en hij overtoog den vloer des tempels met cypressen planken.

16 Voorts schoot hij het achterste gedeelte des tempels, twintig el groot, met cederen planken af, van den vloer tot de balken, en maakte daarbinnen een koor, een allerheiligste.

17 En veertig el was de tempel, dat is het schip voor het koor.

18 En van cederhout was alles aan den tempel van binnen: snijwerk van eierlijsten en bloemslingers, alles cederhout; geen steen was te zien.

19 En een koor in het midden des tempels van binnen richtte hij in, om aldaar de ark des verbonds des Heeren te plaatsen.

20 Het koor was twintig el lang, twintig el breed en twintig el hoog, en hij overtoog het met gedegen goud. Verder maakte hij een altaar van cederhout voor het koor en overtoog het met goud.

21 Salomo overtoog den tempel van binnen met gedegen goud en vlocht gouden ketenen voor het koor;

22 en den gehelen tempel overtoog hij met goud, totdat de gehele tempel gereed was; ook het ganse altaar dat bij het koor behoorde overtoog hij met goud.

23 Voorts vervaardigde hij in het koor twee cherubs van olijvenhout. (06-26) De hoogte van den enen cherub was tien el, en evenzo was de tweede: (06-23b) elke cherub was tien el hoog;

24 vijf el was de ene vleugel van den cherub, en vijf el de tweede vleugel van den cherub, tien el van het ene einde zijner vleugels tot het andere;

25 ook de tweede cherub was tien el; dezelfde maat en dezelfde gestalte hadden beide.

26

27 En hij stelde de cherubs in het binnenste des tempels, waar zij hun vleugels uitspreidden; zodat de vleugel van den enen den enen wand raakte en de vleugel van den tweeden cherub den anderen wand, terwijl hun vleugels in het midden des tempels elkander aanraakten;

28 en hij overtoog de cherubs met goud.

29 In al de wanden des tempels rondom sneed hij figuren uit: cherubs, palmbomen en bloemslingers, zo in het binnenste deel als in het buitenste.

30 Ook den vloer des tempels overtoog hij met goud, zo in het binnenste deel als in het buitenste.

31 En aan den ingang van het koor maakte hij olijvenhouten deuren, wier posten met de kroonlijst een vijfhoek vormden.

32 En op de beide deurvleugels van olijvenhout sneed hij figuren uit: cherubs, palmbomen en bloemslingers, en overtoog ze met goud; hij legde het goud op de cherubs en de palmbomen.

33 Eveneens maakte hij tot ingang van het schip olijvenhouten deurposten vierkante posten;

34 en cypressenhouten Deurvleugeis, elken deurvleugel van twee omslaande bladen.

35 En hij sneed cherubs, palmen en bloemslingers uit en overtoog ze met goud, vlak gestreken over het afbeeldsel.

36 Nog maakte hij het binnenste voorhof met drie lagen gehouwen steen en een rij cederen balken.

37 In het vierde jaar werden de grondslagen van den tempel des Heeren gelegd, in de maand Ziw;

38 en in het elfde jaar, in de maand Bul, dat is de achtste maand, had hij den tempel voltooid, in alle onderdelen en naar alle vereisten; hij bouwde hem in zeven jaren.