Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

1Kronieken 14

1 En Hiram, de koning van Tyrus, zond gezanten tot David, met cederhout en metselaars en timmerlieden om voor hem een huis te bouwen.

2 Zo bemerkte David dat de Heer hem als koning over Israel bevestigd had, en dat zijn koningsschap hoog verheven was geworden ter wille van zijn volk Israel.

3 David nam te Jeruzalem nog meer vrouwen en verwekte nog meer zonen en dochteren.

4 Dit zijn de namen der kinderen die hij te Jeruzalem heeft gekregen: Sjammua, Sjobab, Nathan, Salomo,

5 Jibhar, Elisjua, Elifelet,

6 Nogah, Nefrg, Jafia,

7 Elisjama, Beeljada en Elifelet.

8 Toen de Filistijnen hoorden dat David tot koning over gans Israel gezalfd was, trokken zij allen op om David te zoeken. En deze, dit horende, trok hun tegemoet.

9 Maar toen de Filistijnen gekomen waren en een inval in de vallei der Refaieten hadden gedaan,

10 vroeg David God: Zal ik tegen de Filistijnen optrekken, en zult gij hen in mijn hand geven? En de Heer zeide tot hem: Trek op; ik zal hen in uw hand geven.

11 Zo trok hij op naar Baal-perasim, alwaar David hen versloeg; en David zeide: God is door mij door de vijanden heengebroken als een waterdoorbraak. Daarom noemde men die plaats Baal-perasim.

12 Zij lieten daar hun goden achter, die men op Davids bevel verbrandde.

13 Toen de Filistijnen wederom een inval in de vallei der Refaieten deden,

14 raadpleegde David God andermaal; en God zeide tot hem: Ruk niet op achter hen aan; trek om van hen weg, en nader hen van tegenover de pijnbomen;

15 en zodra gij het geruis van schreden in de toppen der pijnbomen hoort, ga dan uit ten strijde; want God is voor u uit getrokken om het leger der Filistijnen te verslaan.

16 David nu deed zoals God hem bevolen had en versloeg het leger der Filistijnen van Gibeon af tot Gezer.

17 En Davids roem verbreidde zich in alle landen, en de Heer verwekte schrik voor hem bij alle volken.