Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

1Kronieken 2

1 Dit zijn de zonen van Israel: Ruben, Simeon, Levi en Juda, Issachar en Zebulon,

2 Dan, Jozef en Benjamin, Naftali, Gad en Azer.

3 De zonen van Juda: Er, Onan en Sjela, drie, hem geboren uit de dochter van Sjua, de Kanaanietische; Er, Juda's eerstgeborene, mishaagde aan den Heer zodat hij hem deed sterven.

4 Voorts baarde hem zijn schoondochter Tamar Peres en Zerah; in het geheel had Juda vijf zonen.

5 De zonen van Peres: Hesron en Hamul;

6 de zonen van Zerah: Zamri, Ethan, Heman, Kalkol en Darda, in het geheel vijf.

7 De zonen van Karmi: Achan, die Israel in het ongeluk stortte door zich aan den ban te vergrijpen;

8 de zoon van Ethan: Azarja.

9 De zonen die Hesron geboren zijn: Jerahmeel, Ram en Kelubai.

10 Ram verwekte Amminadab; Amminadab verwekte Nahsjon, den vorst der Judeers;

11 Nahsjon verwekte Salma; Salma verwekte Boaz,

12 Boaz verwekte Obed; Obed verwekte Izai;

13 Izai verwekte Eliab, zijn oudsten zoon, Abinadab, den tweeden Sjimea, den derden,

14 Nethaneel, den vierden, Raddai, den vijfden,

15 Osem, den zesden, David, den zevenden,

16 en hun zusters, Seruja en Abigail. De zonen van Seruja: Abisjai, Joab en Azael, drie;

17 en Abigail baarde Amaza; de vader van Amaza was Jether, de Ismaeliet.

18 Kaleb, de zoon van Hesron, verwekte bij zijn vrouw Azuba Jerioth, en dit zijn haar zonen: Jesjer, Sjobab en Ardon.

19 Na Azuba's dood nam Kaleb tot vrouw Efrath, die hem Hur baarde.

20 Hur verwekte Uri; Uri verwekte Besaleel.

21 Daarna kwam Hesron tot de dochter van Machir, den vader van Gilead; hij heeft haar tot vrouw genomen toen hij zestig jaar oud was, en zij baarde hem Segub,

22 en Segub verwekte Jair; deze had drie en twintig steden in het land Gilead.

23 Gesjur en Aram ontnamen hun de Jairs-gehuchten en Kenath met onderhorigheden, zestig steden. Deze allen waren zonen van Machir, den vader van Gilead.

24 Na Hesrons dood is Kaleb te Efrath gekomen. En Hesrons vrouw was Abia, en zij baarde hem Ashur, den vader van Tekoa.

25 De zonen van Jerahmeel, Hesrons eerstgeborene, waren: Ram, de oudste, voorts Buna, Oren en Osem, uit Ahia;

26 maar Jerahmeel had nog een vrouw Atara geheten; deze was de moeder van Onam.

27 De zonen van Ram, Jerahmeels eerstgeborene, waren: Maas, Jamin en Eker.

28 De zonen van Onam waren: Sjammai en Jada; de zonen van Sjammai: Nadab en Abisjur.

29 De vrouw van Abisjur heette Abihail; zij baarde hem Ahban en Molid.

30 De zonen van Nadab: Seled en Appaim. Seled stierf kinderloos;

31 de zonen van Appaim: Jisjei; de zonen van Jisjei: Sjesjan; de zonen van Sjesjan: Ahlai.

32 De zonen van Jada, den broeder van Sjammai: Jether en Jonathan. Jether stierf kinderloos;

33 de zonen van Jonathan: Peleth en Zaza. Dit waren de zonen van Jerahmeel.

34 Sjesjan nu had geen zonen, slechts dochters. En Sjesjan had een Egyptische slaaf, Jarka genaamd;

35 aan deze slaaf Jarka gaf hij zijn dochter tot vrouw, en zij baarde hem Attaf.

36 Atta verwekte Nathan; Nathan verwekte Zabad;

37 Zabad verwekte Eflal; Eflal verwekte Obed;

38 Obed verwekte Jehu; Jehu verwekte Azarja;

39 Azarja verwekte Heles; Heles verwekte Eleaza;

40 Eleaza verwekte Sizemai; Sizemai verwekte Sjallum;

41 Sjallum verwekte Jekamja, en Jekamja verwekte Elisjama.

42 De zonen van Kaleb, den broeder van Jerahmeel: Meesja, zijn eerstgeborene; deze was de vader van Zif; en de zonen van Maresja, den vader van Hebron.

43 De zonen van Hebron: Korah, Tappuah, Rekem en Sjema.

44 Sjema verwekte Raham, den vader van Jorkeam, en Rekem verwekte Sjammai.

45 De zoon van Sjammai: Maon, en Maon was de vader van Beth-sur.

46 Voorts heeft Efa, de bijvrouw van Kaleb, gebaard: Haran, Mosa en Gazez. Haran heeft Jahdai verwekt.

47 De zonen van Jahdai: Regem, Jotham, Geesjam, Pelet, Efa en Sjaaf.

48 Kalebs bijvrouw Maacha heeft Sjeber en Tirhana gebaard;

49 ook baarde zij Sjaaf, den vader van Madmanna, Sjewa, den vader van Macha bena en van Gibea. De dochter van Kaleb was Achsa.

50 Dit waren de zonen van Kaleb. De zonen van Hur, den eerstgeborene van Efrath: Sjobal, de vader van Kirjath-jearim,

51 Salma, de vader van Bethlehem, Haref, de vader van Beth-geder.

52 De zonen van Sjobal, den vader van Kirjath-jearim, waren: Reaja en half Manahath.

53 En de geslachten van Kirjath-jearim: de Jithrieten, de Puthieten, de Sjumathieten en de Misraieten. Uit dezen zijn de Soreathieten en de Estaolieten voortgekomen.

54 De zonen van Salma: Bethlehem, de Netofathieten, Atroth-beth-Joab en de bevolking van half Manahath, de Soreathieten.

55 Voorts de geslachten der schriftgeleerden die te Jabes wonen, de Tireathieten, de Sjimeathieten, de Suchathieten; dit zijn de Kinieten, die van Hammath, den vader van het huis Rechab, afstammen.