Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

1Kronieken 8

1 Benjamin verwekte Bela, zijn eerstgeborene, Asbel, den tweeden, Aharah, den derden,

2 Noha, den vierden, en Rafa, den vijfden.

3 En Bela had zonen: Addar, Gera, Abihud,

4 Abisjua Naaman en Ahia. (08-6b) En dit zijn de zonen van Abihud:

5 Gera, Sjefufam en Huram;

6 zij waren familiehoofden der inwoners van Geba en werden gevankelijk weggevoerd naar Manahath;

7 Gera was het die hen gevankelijk wegvoerde, en hij verwekte Uzza en Ahihud.

8 En Sjaharaim verwekte in het veld van Moab, na zijn vrouwen Husjim en Baara te hebben weggezonden,

9 toen verwekte hij bij zijn vrouw Hodes: Jobab, Sibja, Meesja, Miklom,

10 Jeus, Sjochja en Mirma; dit waren zijn zonen, familiehoofden.

11 Bij Husjim had hij verwekt: Abitub en Elpaal.

12 De zonen van Elpaal: Eber, Misjeam en Sjemer; deze heeft Ono en Lod met onderhoorigheden gebouwd.

13 Beria en Sjema--dit waren familiehoofden der inwoners van Ajjalon; zij hebben de inwoners van Gath op de vlucht gedreven--

14 en zijn broeders Sjasjak en Jeremoth.

15 Zebadja, Arad, Eder,

16 Michael, Jispa en Joha, zonen van Beria;

17 Zebadja, Mesjullam, Hizki, Heber,

18 Jismerai, Jizlia en Jobab, --zonen van Elpaal;

19 Jakim, Zichri, Zabdi,

20 Elienai, Sillethai, Eliel,

21 Adaja, Beraja, Sjimrath, zonen van Sjimei;

22 Jispan, Ebed, Eliel,

23 Abdon, Zichri, Hanan,

24 Hananja, Elam, Anthothja,

25 Jifdeja en Penuel, zonen van Sjasjak;

26 en Sjamsjerai, Sjeharja, Athalja,

27 Jaaresja, Elia en Zichri, zonen van Jeroham;

28 dit zijn hoofden van familien, hoofden naar hun afstammelingen; zij woonden te Jeruzalem.

29 Te Gibeon woonde de vader van Gibeon, Jeiel; zijn vrouw heette Maacha.

30 Zijn oudste zoon was Abdon, voorts: Sur, Kis, Baal, Ner, Nadab,

31 Gedor, Ahjo, Zecher en Mikloth.

32 En Mikloth verwekte Sjimea; ook dezen woonden met hun broeders te Jeruzalem tegenover hun broeders.

33 En Ner verwekte Abner; Kis verwekte Saul; Saul verwekte Jonathan, Malkisjua, Abinadab en Esbaal.

34 De zoon van Jonathan was Meribbaal, en Meribbaal verwekte Micha.

35 De zonen van Micha: Pithon, Melech, Taarea en Ahaz.

36 En Ahaz verwekte Jehoadda; Jehoadda verwekte Alemeth, Azmaweth en Zimri; Zimri verwekte Mosa;

37 Mosa verwekte Binea; zijn zoon was Refaja, zijn zoon was Eleaza, zijn zoon was Asel.

38 Asel had zes zonen; zij heetten: Azrikam, Bochru, Ismael, Sjearja, Obadja en Hanan; deze allen waren zonen van Asel.

39 De zonen van zijn broeder Esjek: Ulam, zijn eerstgeborene, Jeus, de tweede, en Elifelet, de derde.

40 De zonen van Ulam waren strijdbare helden, boogschutters; en zij hadden veel zonen en kleinzonen: honderd vijftig. Dezen behoorden allen tot de Benjaminieten.