Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

2Kronieken 12

1 Toen nu het koningsschap van Rehabeam bevestigd was en hij sterk was geworden, verliet hij de wet des Heeren, en gans Israel met hem.

2 En in het vijfde jaar van Rehabeams regering trok Sjisjak, de koning van Egypte, tegen Jeruzalem op--want zij hadden zich aan den Heer vergrepen--

3 met twaalfhonderd wagens en zestigduizend ruiters, terwijl het volk dat met hem uit Egypte kwam ontelbaar was: Libyers, Sukkijieten en Ethiopiers.

4 Hij nam de vestingen die tot Juda behoorden in en drong tot Jeruzalem door.

5 Maar de profeet Sjemaja kwam tot Rehabeam en de oversten van Juda, die zich vanwege Sjisjak in Jeruzalem verzameld hadden, en zeide tot hen: Zo spreekt de Heer: Gij hebt mij verlaten; nu verlaat ik u ook en geef ik u aan Sjisjak over.

6 Hierop verootmoedigden zich de oversten van Israel en de koning en zeiden: De Heer is rechtvaardig.

7 Toen nu de Heer zag dat zij zich verootmoedigden, kwam het woord des Heeren tot Sjemaja: Zij hebben zich verootmoedigd; nu zal ik hen niet verderven, maar hun binnenkort uitkomst schenken; mijn gramschap zal zich door Sjisjak niet over Jeruzalem uitstorten;

8 doch zij zullen hem tot knechten worden; opdat zij mijn dienst en dien van de koninkrijken der wereld leren kennen.

9 Zo trok dan Sjisjak, de koning van Egypte, tegen Jeruzalem op en nam al de schatten mee van den tempel en van het paleis: dat alles nam hij mee, alsmede de gouden schilden die Salomo gemaakt had.

10 In de plaats van deze maakte koning Rehabeam koperen schilden, welke hij toevertrouwde aan den overste der trawanten, die de wacht hielden aan den ingang van het paleis:

11 zo vaak de koning naar den tempel ging, kwamen de trawanten en droegen ze, om ze daarna in hun wachtkamer terug te brengen.

12 Doch daar hij zich verootmoedigd had, had des Heeren toorn van hem afgelaten; zodat hij hem niet geheel en al ten verderve bracht. Ook was er in Juda nog veel goeds.

13 En koning Rehabeam versterkte zich te Jeruzalem en bleef koning; want een en veertig jaar was Rehabeam oud toen hij koning werd, en zeventien jaar regeerde hij te Jeruzalem, de stad die de Heer had verkoren uit al de stammen van Israel om daar zijn naam te stellen; zijn moeder heette Naama, de Ammonietische.

14 Hij deed wat kwaad was; want zijn hart was niet standvastig in het vragen naar den Heer.

15 De geschiedenis nu van Rehabeam, zowel de vroegere als de latere, is beschreven in de Geschiedenis van den profeet Sjemaja en den ziener Iddo. Voortdurend was er krijg tussen Rehabeam en Jerobeam.

16 En Rehabeam ging ter rustte bij zijn vaderen en werd in de Davidstad begraven; en zijn zoon Abia werd koning in zijn plaats.