Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

2Kronieken 19

1 Toen Josjafat, de koning van Juda, in vrede huiswaarts keerde, naar Jeruzalem,

2 ging de ziener Jehu, de zoon van Hanani, uit hem tegemoet en zeide tot koning Josjafat: Mocht gij den goddeloze helpen en de haters des Heeren liefhebben? Hierom zal gramschap vanwege den Heer over u komen.

3 Toch is iets goeds in u gevonden; want gij hebt de gewijde boomstammen uit het land weggedaan en uw hart er op gezet naar den Heer te vragen.

4 Josjafat nu woonde te Jeruzalem. En hij trok wederom uit onder het volk, van Bersjeba tot aan het gebergte van Efraim, en bekeerde hen tot den Heer, den god hunner vaderen.

5 Hij stelde rechters in het land aan, in alle vestingen van Juda, stad voor stad,

6 en zeide tot de rechters: Ziet toe, wat gij doet; want gij hebt niet het recht van mensen maar het recht des Heeren te handhaven, en bij u is de beslissing.

7 Moge dan de schrik voor den Heer over u zijn. Gaat nauwgezet te werk; want bij den Heer, onzen god, is geen onrecht, geen aanzien des persoons, noch aanneming van geschenken.

8 Ook stelde Josjafat te Jeruzalem enige Levieten, priesters en familiehoofden van Israel aan voor het recht des Heeren en de twistzaken der inwoners van Jeruzalem,

9 en hij gaf hun dezen last: Aldus zult gij handelen, in vrees voor den Heer, in oprechtheid en met een onverdeeld hart:

10 in alle twistzaken welke vanwege uw broeders die in hun steden wonen tot u komen, over manslag, over de opvatting van wetten, geboden, inzettingen of verordeningen, moet gij hen onderrichten; opdat zij niet schuldig worden voor den Heer en over u en uw broeders geen gramschap losbreke. Zo zult gij handelen; opdat gij geen schuld op u laden moogt.

11 Zie, Amarja, de hogepriester, zal over u gesteld zijn in alle zaken van den Heer, en Zebadja, de zoon van Ismael, de vorst van het huis Juda, in alle zaken des konings; als ambtlieden staan de Levieten u ten dienste. Handelt dan vastberaden, en de Heer zij met den brave!