Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

2Kronieken 2

1 Toen Salomo besloten had een huis voor den naam des Heeren en een huis voor zijn koningsschap te bouwen,

2 telde hij af zeventigduizend lastdragers en tachtigduizend steenhouwers in het gebergte, terwijl drieduizend zeshonderd opzichters over hen gesteld waren.

3 Hierop zond Salomo aan Huram den koning van Tyrus, deze boodschap: Wat gij voor mijn vader David gedaan hebt, wien gij ceders zondt, opdat hij voor zich een huis zou bouwen om er in te wonen--

4 zie, nu ga ik een huis bouwen voor den naam van den Heer, mijn god, om het aan hem te heiligen, ten einde offerwierook voor hem te ontsteken, het stapelbrood geregeld neer te leggen, brandoffers te brengen des morgens en des avonds, op de sabbatten, de nieuwemanen en de feesttijden van den Heer, onzen god; waartoe Israel voor altijd verplicht is.

5 En het huis dat ik ga bouwen moet groot zijn; want onze god is groter dan alle goden;

6 wie zou in staat zijn voor hem een huis te bouwen? Immers de hemel, ja zelfs de hoogste hemel, kan hem niet bevatten; wie ben ik dan dat ik voor hem een huis zou bouwen, tenzij om voor hem offers te ontsteken?

7 Zend mij dus een kunstenaar, die goud, zilver, koper, ijzer, purper, karmijn en violet bewerken kan en kundig is in het snijden van figuren; opdat hij werke met de kunstenaars die bij mij in Juda en te Jeruzalem zijn, die mijn vader David heeft beschikbaar gesteld.

8 Zend mij ook cederen stammen en cypressenstammen en sandelhout van den Libanon; want ik weet dat uw knechten bekwaam zijn in het vellen van de bomen van den Libanon; en zie, mijn knechten zullen zich bij de uwe voegen;

9 en laat hout in overvloed voor mij worden gereedgemaakt; want het huis dat ik ga bouwen moet groot en wonderbaar zijn.

10 En zie, aan de houthakkers, de vellers der bomen, lever ik, als spijsvoorraad voor uw knechten, twintigduizend ton tarwe, twintigduizend ton gerst, twintigduizend vat wijn en twintigduizend vat olie.

11 En Huram, de koning van Tyrus, antwoordde in een schrijven dat hij aan Salomo zond: Omdat de Heer zijn volk liefheeft, heeft hij u tot koning over hen aangesteld.

12 Voorts zeide Huram: Geloofd zij de Heer, Israels god, die den hemel en de aarde gemaakt heeft, dat hij aan koning David een wijzen zoon heeft gegeven, begaafd met verstand en doorzicht, om een huis voor den Heer en een huis voor zijn koningsschap te bouwen.

13 Zo zend ik u een kunstenaar, begaafd met doorzicht, Huram-abi,

14 den zoon ener vrouw uit Dan, maar wiens vader een Tyrier was, een man kundig in het bewerken van goud en zilver, van koper, ijzer, steen en hout, van purper, violet, fijn lijnwaad en karmijn, in het snijden van allerlei figuren en in het beramen van allerlei ontwerpen die hem worden opgegeven; opdat hij werke met uw eigen kunstenaars en die van uw vader, mijn heer David.

15 Mijn heer zende dus de tarwe en de gerst, de olie en den wijn, waarvan hij gesproken heeft, aan zijn knechten;

16 dan zullen wij bomen op den Libanon vellen, zoveel gij nodig hebt, en ze u in vlotten over zee toezenden naar Jafo, van waar gij ze naar Jeruzalem kunt halen.

17 Hierop telde Salomo al de manlijke vreemden die in Israel waren, na de telling welke zijn vader David van hen had doen houden; er bleken er honderd drie en vijftig duizend zeshonderd te zijn.

18 Van dezen maakte hij zeventig duizend tot lastdragers, tachtigduizend tot steenhouwers in het gebergte, en drieduizend zeshonderd tot opzichters om den arbeid van het volk te besturen.