Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Ester 7

1 De koning en Haman kwamen dan met koningin Ester maaltijd houden.

2 En ook op dezen tweeden dag zeide de koning bij het drinkgelag tot Ester: Welke bede hebt gij nu, koningin Ester? Zij zal ingewilligd worden. En wat is uw verlangen? Tot de helft mijns koninkrijks--er zal naar gedaan worden.

3 Toen antwoordde de koningin Ester: Indien ik gunst in uw oog, o koning, gevonden heb en het den koning goeddunkt, dan worde mij op mijn bede mijn leven geschonken, en op mijn verlangen dat van mijn volk;

4 want wij zijn verkocht, ik en mijn volk om verdelgd, gedood en omgebracht te worden. Indien wij nog tot slaven en slavinnen verkocht waren, zou ik gezwegen hebben; want de verdrukking zou niet in aanmerking komen bij de schade des konings.

5 Toen zeide koning Ahasweros tot koningin Ester: Wie is de man? en waar is hij wien zijn hart ingegeven heeft om zo te handelen?

6 En Ester zeide: Een vijandig en nijdig man, Haman, die booswicht! En Haman kromp ineen voor het oog van den koning en de koningin.

7 Toen stond de koning gramstorig op van het drinkgelag en ging den tuin van het paleis in, terwijl Haman achterbleef om van koningin Ester levensbehoud af te smeken; want hij zag dat van 's konings wege het onheil over hem besloten was.

8 Toen de koning uit den tuin van het paleis naar de zaal van het drinkgelag terugkeerde en Haman op het rustbed waarop koningin Ester lag was neergevallen, zeide de koning: Ook nog de koningin bij mij aan huis geweld aandoen! Nauwelijks was het woord over des konings lippen, of men omwond Hamans gelaat.

9 En Harbona, een der kamerlingen, zeide tot den koning: Zie, de paal dien Haman heeft doen maken voor Mordochai, die een heilzaam woord voor den koning gesproken heeft, staat, vijftig el hoog, bij Hamans huis. Hangt hem er aan, zeide de koning.

10 Zo hingen zij Haman aan den paal dien hij voor Mordochai opgericht had, en 's koning gramschap was gestild.