Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Job 33

1 Maar hoor nu, Job, naar mijn toespraak, luister naar al mijn woorden.

2 Zie, ik heb den mond geopend, mijn tong onder mijn gehemelte spreekt.

3 Recht uit het hart komen mijn woorden, wat mijn lippen weten spreken zij zuiver uit.

4 Gods geest heeft mij geschapen, de adem des Machtigen mij het leven ingeblazen.

5 Indien gij kunt, antwoord mij dan, breng uw bewijzen tegen mij in, stel u op.

6 Zie, ik sta in dezelfde verhouding tot God als gij: ook ik ben uit leem gekneed.

7 Dus zal geen vrees voor mij u doen schrikken, en mijn hand op u niet drukken.

8 Gij hebt te mijnen aanhoren gezegd, ik heb uw woorden wel verstaan:

9 Rein ben ik, door geen wanbedrijf bevlekt, zuiver ben ik en schuldeloos;

10 maar hij vindt voorwendsels om zich van mij af te keren, houdt mij voor zijn vijand;

11 hij steekt mijn voeten in het blok, en bewaakt al mijn gangen.

12 Zie, hierin hebt gij ongelijk, antwoord ik u; want God is meer dan een mens.

13 Waarom klaagt gij over hem, dat hij op geen uwer woorden bescheid doet?

14 God toch spreekt wel op een manier, en op twee, zonderdat gij het merkt.

15 In den droom, in het nachtgezicht, wanneer een diepe slaap op de mensen valt, in de sluimering op de legerstede,

16 dan opent hij het oor der mensen en verschrikt hen door waarschuwingen;

17 om den mens van iets af te houden, een man voor hoogmoed te behoeden;

18 dat hij zijn leven beware voor de groeve, zijn bestaan voor een gewelddadigen dood.

19 Of hij wordt op zijn legerstede getuchtigd door smarten, onophoudelijk woedt er strijd in zijn gebeente.

20 Zijn bestaan doet hem walgen van brood, zijn leven van de keurigste spijs;

21 zijn vlees slinkt tot iets onzichtbaars weg, zijn gebeente, eens voor het oog verborgen, wordt ontbloot,

22 en zijn leven komt der groeve nabij, zijn bestaan den doodsengelen.

23 Is er dan voor hem een engel-tolk, een uit duizend om den mens te leren wat hem betaamt,

24 en erbarmt die zich over hem en zegt: Red hem en laat hem niet neerdalen in de groeve; ik heb een losprijs gevonden--

25 dan wordt zijn vlees vetter dan in zijn jeugd, en keert hij terug tot zijn jonkheid;

26 hij bidt tot God, en deze neemt hem welgevallig aan, doet hem zijn aangezicht met gejuich aanschouwen, en vergeldt den mens zijn deugd.

27 Dan zingt hij zo dat allen hem horen en zegt: Ik had gezondigd en wat recht is verdraaid; maar mij is niet gelijk met gelijk betaald.

28 Hij heeft mijn leven gered, het niet ter groeve doen nederdalen, en mijn bestaan verlustigt zich nog in het licht.

29 Zie, dit alles doet God twee, drie keren met een mens:

30 zijn leven terugbrengen van de groeve, zodat hij bestraald wordt door het levenslicht.

31 Luister, Job, hoor naar mij; zwijg en laat mij spreken.

32 Indien er iets te zeggen is, antwoord mij dan; want gaarne zou ik u gelijk willen geven;

33 zo niet, hoor gij dan naar mij; zwijg, opdat ik u wijsheid lere.