Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Job 37

1 Ja, hierover beeft mijn hart, en springt het op van zijn plaats.

2 Hoort, hoort naar het bulderen zijner stem, het geloei dat uit zijn mond komt;

3 onder den gansen hemel laat hij het los, alsmede zijn licht aan de zomen der aarde.

4 Daarop volgt een brullend geluid, dondert hij met majestueuze stem, hij houdt den bliksem niet achter, wanneer zijn stem gehoord wordt.

5 God dondert met zijn stem verwonderlijk, hij die grote dingen doet, die wij niet begrijpen.

6 Want hij zegt tot de sneeuw: Val op aarde! tot de regenstromen: Weest hevig!

7 Alle mensen sluit hij op; opdat elk sterveling zijn werk erkenne;

8 de wilde dieren gaan in hun schuilhoeken, en blijven in hun leger.

9 Uit zijn kamer komt de wervelwind, uit de voorraadschuren de koude.

10 Door zijn adem maakt God ijs, slaat hij de watervlakte in boeien.

11 Ook belaadt hij met vocht de wolken, breidt hij zijn lichtend zwerk uit.

12 Dit wendt zich naar alle kanten volgens zijn leiding om te doen alwat hij het opdraagt op het wereldrond.

13 Indien tot roede, dan kwijnt de aarde, indien tot zegen, hij doet haar dien vinden.

14 Leen hieraan het oor, Job, sta stil en let op Gods wonderen!

15 Begrijpt gij het, wanneer God haar iets opdraagt, en het licht van zijn zwerk doet flikkeren?

16 Begrijpt gij iets van de uitbreiding der wolken, van de wonderen des Alwetenden?

17 gij, wiens klederen heet worden wanneer de aarde rustig nederligt in de zuiderzon?

18 Kunt gij, zoals hij, tot een uitspansel maken het zwerk, dat vast is als een gegoten spiegel?

19 Doe ons weten, wat wij hem zeggen zullen; wij kunnen niets aanvoeren vanwege de duisternis.

20 Moet men hem mededelen dat ik ga spreken? Heeft dan ooit iemand gezegd in het ongeluk te willen geraken?

21 Nu dan, men zag geen licht: het straalde achter het zwerk; daar strijkt de wind voorbij en doet het glanzen.

22 Uit het verborgene komt het goud te voorschijn; maar ontzagwekkende majesteit dekt God.

23 Den Machtige, wij hebben hem niet gevonden; hij, geducht in krachtsbetoon en richten, en groot in gerechtigheid, hij antwoordt niet.

24 Daarom vrezen hem de mensen, en ziet hij naar geen der wijzen om.