Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Psalmen 108

1 Een lied. Een psalm van David. (0108-2) Gesterkt is mijn hart, o God; ik wil met zang en snarenspel roemen, ja, dat wil mijn gemoed.

2 (0108-3) Waak op, luit en citer; ik wil den dageraad wekken.

3 (0108-4) Ik wil u loven, Heer, onder de volken, en met stem en snaren u roemen onder de natien.

4 (0108-5) Want hoger dan de hemel is uw gunst, tot de wolken uw trouw.

5 (0108-6) Verhef u boven den hemel, o God, en over de ganse aarde worde uw heerlijkheid verbreid.

6 (0108-7) Opdat uw geliefden verlost worden, brenge ons uw rechterhand redding en verhooring!

7 (0108-8) God heeft gesproken bij zijn heiligheid dat ik zal jubelen, Sichem verdelen en de vallei van Sukkoth uitmeten.

8 (0108-9) Mij behoort Gilead, mij Manasse, Efraim is de beschutting van mijn hoofd, Juda mijn heerschersstaf;

9 (0108-10) Moab is mijn waschbekken, op Edom werp ik mijn schoeisel, over Filistea zal ik juichen.

10 (0108-11) Wie zal mij voeren in de versterkte stad? wie geleidt mij tot Edom?

11 (0108-12) Gij toch, o God, hebt ons verworpen, en trekt, o God, niet uit in onze legerscharen.

12 (0108-13) Bied ons hulp tegen den onderdrukker, daar bijstand van mensen ijdel is.

13 (0108-14) Met God zullen wij kracht oefenen, en hij zal onze vijanden vertreden.