1 Een bedevaartslied. Van Salomo. Zo de Heer het huis niet bouwt, sloven de bouwlieden er zich tevergeefs voor af; zo de Heer de stad niet bewaart, waakt tevergeefs de wachter.
2 Tevergeefs dat gij vroeg opstaat, laat opzit, het zuur verworven brood eet; evengoed geeft hij het zijn geliefde in den slaap.
3 Zie, zonen zijn een erfdeel van den Heer, een beloning is de vrucht des schoots;
4 als pijlen in de hand van een held, zo zijn de zonen in de jeugd verwekt.
5 Gelukkig de man die met hen zijn koker gevuld heeft! Zij worden niet te schande, als zij met vijanden in de poort een woord spreken.