Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Psalmen 138

1 Van David. Van ganser harte zal ik u loven, Heer, in der goden tegenwoordigheid met stem en snaren u roemen;

2 ik zal mij neerwerpen voor uw heiligen tempel en uw naam loven om uw goedertierenheid en trouw; want gij hebt meer gedaan dan gij beloofd hebt.

3 Ten dage dat ik riep verhoordet gij mij; gij gaaft mij ruimte, kracht voelde ik in mij.

4 Loven zullen u, Heer, alle koningen der aarde, omdat zij de woorden uws monds hebben gehoord;

5 en zingen zullen zij van 's Heeren wegen, omdat groot is 's Heeren heerlijkheid.

6 Hoog verheven toch is de Heer, en hij ziet naar den nederige om, herkent den trotschaard van verre.

7 Indien ik wandel midden in den nood, zult gij mij in het leven behouden, zult gij tegen mijner vijanden toorn de hand uitstrekken, en zal uw rechter mij redden.

8 De Heer zal het voor mij volbrengen. Heer, uw goedertierenheid duurt eeuwig; laat het werk uwer handen niet varen!