Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Psalmen 140

1 Voor den orkestmeester. Een psalm van David. (0140-2) Red mij, Heer, uit de macht van boze mensen, behoed mij voor geweldenaars,

2 (0140-3) die kwaad verzinnen in hun hart, dagelijks strijd verwekken;

3 (0140-4) zij scherpen als een slang hun tong, adderengif is onder hun lippen.

4 (0140-5) Bewaar mij, Heer, voor der bozen handen, behoed mij voor geweldenaars, die er op uit zijn mij den voet te lichten.

5 (0140-6) Trotschaards versteken voor mij vallen en koorden, spannen een net langs het spoor, zetten voor mij valstrikken op.

6 (0140-7) Ik zeg tot den Heer: Gij zijt mijn God; leen het oor, Heer, aan mijn smekingen.

7 (0140-8) Heere God, sterkte mijner redding, gij beschut ten dage der wapenrusting mijn hoofd.

8 (0140-9) Willig, Heer, de wensen des bozen niet in, doe niet gelukken wat hij beraamt.

9 (0140-10) Steken zij die mij omringen het hoofd op, dan bedekke henzelf het onheil hunner lippen.

10 (0140-11) Hij doe kolen op hen regenen, doe hen vallen in het vuur, in kuilen, zodat zij niet weder opstaan.

11 (0140-12) De kwaadspreker, hij zal niet standhouden op aarde, de geweldenaar, het onheil zal hem voortjagen met stoot op stoot.

12 (0140-13) Ik weet dat de Heer zal handhaven het recht des ellendigen, de rechtzaak der armen.

13 (0140-14) Ja, de rechtschapenen zullen uw naam loven, de deugdzamen wonen voor uw aangezicht.