Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Psalmen 147

1 Prijst den Heer; want het is goed onzen God te bezingen; want het is liefelijk--gepast is een loflied.

2 De Heer herbouwt Jeruzalem, herzamelt Israels verdrevenen,

3 hij die de gebrokenen van hart geneest en hun wonden verbindt,

4 die het getal der starren bepaalt, ze alle bij name roept.

5 Groot is onze Heer en geducht in kracht, mateloos is zijn doorzicht;

6 de Heer houdt deemoedigen staande, werpt bozen neder ter aarde.

7 Heft voor den Heer een lofzang aan, speelt op de citer tot eer van onzen God,

8 van hem die den hemel met wolken bedekt, regen bereidt voor de aarde, die aan de bergen gras doet ontspruiten,

9 aan het vee zijn spijze geeft, aan de jonge raven, die er om roepen.

10 Niet in de sterkte van het paard heeft hij welgevallen, de schenkelen des mans behagen hem niet;

11 de Heer heeft behagen in hen die hem vrezen, die verbeiden zijn goedertierenheid.

12 Roem, Jeruzalem, den Heer, prijs, Sion, uw God;

13 want hij maakt sterk de grendels uwer poorten, zegent in uw midden uw zonen;

14 hij die aan uw gebied vrede schenkt, u met vet van tarwe verzadigt;

15 die zijn bevel naar de aarde uitzendt, zijn woord, dat ijlings zich voortspoedt;

16 die sneeuw geeft als wol, rijm strooit als as,

17 zijn ijs aan brokken neerwerpt--wie kan standhouden voor zijn koude?

18 Hij zendt zijn woord uit en smelt ze, hij doet zijn wind waaien, en de wateren stromen.

19 Hij maakt aan Jakob zijn woorden bekend, zijn inzettingen en verordeningen aan Israel.

20 Zo heeft hij voor geen ander volk gedaan, en zijn verordeningen, die kennen zij niet. Hallelujah!