Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Psalmen 24

1 Van David. Een psalm. Aan den Heer behoort de aarde en haar volheid, de wereld met wie haar bewonen.

2 Want hij heeft haar op zeeen gegrondvest, op stromen zet hij haar vast.

3 Wie mag den berg van den Heer beklimmen? wie staan in zijn heilige plaats?

4 Die zuiver van handen en rein van hart is, die zich niet tot leugen laat vervoeren, noch valse eeden doet.

5 Hij zal zegen van den Heer ontvangen, gerechtigheid van den God zijns heils.

6 Zo is het geslacht van hen die naar hem vragen, die het aangezicht zoeken van Jakobs God.

7 Heft, poorten, uw bogen op, verheft u, overoude ingangen, dat de koning der ere inga!

8 Wie is de koning der ere? De Heer, sterk en heldhaftig, de Heer, de krijgsheld.

9 Heft, poorten, uw bogen op, heft ze op, overoude ingangen, dat de koning der ere inga!

10 Wie is die koning der ere? De Heer der heirscharen, hij is de koning der ere.