Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Psalmen 25

1 Van David. Naar u, Heer, gaat mijn zielsverlangen uit, mijn God.

2 Op u vertrouw ik; laat mij niet beschaamd worden! dat mijn vijanden zich niet vrolijk over mij maken!

3 Alwie op u hopen worden ook niet beschaamd; beschaamd staan zij die trouweloos handelen, zonder baat.

4 Maak mij uw wegen bekend, Heer, leer mij uw paden.

5 Doe mij wandelen in uw waarheid en leer mij; want gij zijt de God mijns heils; op u hoop ik den gansen dag.

6 Gedenk, Heer, de bewijzen uwer barmhartigheid en goedertierenheid; want die zijn van oudsher.

7 De zonden mijner jeugd en mijn overtredingen, gedenk ze niet; gedenk gij mijner naar uw gunst om uw goedheid, Heer.

8 Goed en billijk is de Heer; daarom wijst hij zondaren den weg.

9 Hij doet deemoedigen het pad van het recht betreden, en leert deemoedigen zijn weg.

10 Alle paden van den Heer zijn genade en trouw voor hen die zijn verbond en zijn voorschriften bewaren.

11 Om uws naams wil, Heer, scheld mijn schuld kwijt; want zij is zwaar.

12 Wie is de man die den Heer vreest? Hij zal hem den weg wijzen dien hij kiezen moet.

13 Hijzelf zal overnachten in den voorspoed, zijn kroost het land beerven.

14 's Heeren omgang is voor hen die hem vrezen, en zijn verbond wil hij hun bekendmaken.

15 Mijn ogen zijn voortdurend op den Heer geslagen: want hij zal mijn voeten uit het net trekken.

16 Keer u tot mij en wees mij genadig; want ik ben eenzaam en ellendig.

17 Maak lucht voor de benauwdheid van mijn hart; voer mij uit mijn angsten.

18 Zie mijn ellende en moeite aan, en vergeef al mijn zonden.

19 Zie, hoe talrijk mijn vijanden zijn, en dat zij mij haten met geweldigen haat.

20 Bewaar mijn leven en red mij; laat mij niet beschaamd worden; want tot u neem ik mijn toevlucht.

21 Mogen braafheid en oprechtheid mij behoeden; want op u hoop ik, Heer.

22 Verlos, o God, Israel uit al zijn benauwdheden.