Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Psalmen 57

1 Voor den orkestmeester. Op de wijze van "Verderf niet". Een kleinood van David; toen hij voor Saul in de spelonk vluchtte. (057-2) Ontferm u mijner, o God, ontferm u mijner; want tot u neem ik de toevlucht, in de schaduw uwer vleugelen wil ik een toevlucht zoeken, totdat het onheil voorbijgaat.

2 (057-3) Ik roep tot God, den Allerhoogste, tot God, die het voor mij volbrengt.

3 (057-4) Hij zal uit den hemel zenden om mij te redden--hij hoont mijn bestrijder--zenden zal God zijn gunst en trouw.

4 (057-5) Ik lig te midden van leeuwen, van vuurschietenden, neder, van mensenkinderen wier tanden speren en pijlen zijn, wier tong een scherp zwaard is.

5 (057-6) Verhef u boven den hemel, o God, over de ganse aarde worde uw heerlijkheid verbreid!

6 (057-7) Zij hebben een net gelegd voor mijn treden, mijn ziel neergebogen, een kuil voor mij gegraven--zij zijn er zelf in gevallen!

7 (057-8) Gesterkt is mijn hart, o God, gesterkt is mijn hart; ik wil met zang en snarenspel roemen.

8 (057-9) Waak op, mijn gemoed; waak op, luit en citer; ik wil den dageraad wekken.

9 (057-10) Ik wil u loven, Heer, onder de volken, met stem en snaren u roemen onder de natien.

10 (057-11) Want hemelhoog is uw gunst, tot de wolken uw trouw.

11 (057-12) Verhef u boven den hemel, o God, over de ganse aarde worde uw heerlijkheid verbreid!