Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Psalmen 59

1 Voor den orkestmeester. Op de wijze van "Verderf niet". Een kleinood van David; toen Saul op het huis het oog liet houden, ten einde hem te doden. (059-2) Verlos mij van mijn vijanden, mijn God, ontruk mij aan hen die tegen mij opstaan.

2 (059-3) Verlos mij van de euveldaders, red mij van de bloedmenschen.

3 (059-4) Want zie, zij leggen mij lagen, machtigen scholen tegen mij samen, zonder vergrijp of zonde van mijn kant, Heer;

4 (059-5) buiten mijn schuld lopen zij toe en bereiden zich ten strijde. Waak op, kom mij tegemoet en zie.

5 (059-6) Ja, gij, Heer, God, Heirscharen, God Israels, ontwaak om alle natien te kastijden. Verschoon geen der euveldaders.

6 (059-7) Avond aan avond keren zij weder, gaan huilend als honden de stad rond.

7 (059-8) Zie, zij smalen met hun mond, smaadredenen zijn op hun lippen; want--wie hoort het?

8 (059-9) Maar gij, Heer, belacht hen, gij spot met alle natien.

9 (059-10) Mijn sterkte, u ter eer zal ik zingen en spelen; want God is mijn burg, mijn goedertieren God;

10 (059-11) God komt mij tegemoet, doet mij neerzien op mijn belagers.

11 (059-12) Dood hen niet, opdat mijn volk het niet vergete; doe hen omdolen door uw kracht, en stort hen neder, Heer, mijn schild,

12 (059-13) om de zonde van hun mond, het woord hunner lippen; laat hen gevangen worden in hun hoogmoed om de eeden en leugens die zij vertellen.

13 (059-14) Verdelg hen in grimmigheid, verdelg, opdat zij verdwijnen; laten zij weten dat God heerst in Jakob, tot aan de einden der aarde.

14 (059-15) Avond aan avond keren zij weder, gaan huilend als honden de stad rond.

15 (059-16) Zij dolen rond om voedsel, morren indien zij niet verzadigd worden.

16 (059-17) Maar ik zal zingen van uw macht, des morgens jubelen over uw goedertierenheid; want gij zijt mij ten burg geweest, een toevlucht ten dage dat het mij bang was.

17 (059-18) Mijn Sterkte, u ter eer zal ik zingen en spelen; want God is mijn toevluchtsoord, mijn goedertieren God.