Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Psalmen 60

1 Voor den orkestmeester. Op de wijze van "Een lelie der Wet". Een kleinood van David om van buiten te doen leren; (060-2) toen hij oorlog voerde met Stroomland-Aram en Aram-Soba, en Joab terugkeerde en van de Edomieten in het Zoutdal twaalfduizend man versloeg. (060-3) God, gij hebt ons verstoten, zijt door ons heen gebroken, hebt getoornd--herstel ons!

2 (060-4) Gij hebt de aarde doen schudden, haar gespleten. Herstel haar breuken; want zij is wankelend geworden.

3 (060-5) Gij hebt uw volk harde dingen doen beleven, ons met zwijmelwijn gedrenkt.

4 (060-6) Gij hebt aan hen die u vrezen een banier gegeven om te vluchten voor den boog.

5 (060-7) Opdat uw geliefden verlost worden, breng redding door uw rechterhand en verhoor mij!

6 (060-8) God heeft gesproken bij zijn heiligheid dat ik zal jubelen, Sichem verdelen en de vallei van Sukkoth uitmeten.

7 (060-9) Mij behoort Gilead, mij Manasse, Efraim is de beschutting van mijn hoofd, Juda mijn heerschersstaf;

8 (060-10) Moab is mijn waschbekken, op Edom werp ik mijn schoeisel, over Filistea weergalmt mijn gejuich.

9 (060-11) Wie zal mij voeren in de versterkte stad? wie geleidt mij tot Edom?

10 (060-12) Gij toch, o God, hebt ons verworpen, en trekt, o God, niet uit in onze legerscharen.

11 (060-13) Bied ons hulp tegen den onderdrukker, daar bijstand van mensen ijdel is.

12 (060-14) Met God zullen wij kracht oefenen, en hij zal onze vijanden vertreden.