Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Psalmen 64

1 Voor den orkestmeester. Een psalm van David. (064-2) Hoor, God, naar mij, wanneer ik klaag, behoed mijn leven tegen den schrik door den vijand gewekt;

2 (064-3) dek mij tegen den aanslag der kwaaddoeners, tegen het woelen der euveldaders,

3 (064-4) die hun tong scherpen als een zwaard, hun pijl spannen--bittere taal--

4 (064-5) om in het verborgene op den deugdzame aan te leggen; onverhoeds leggen zij op hem aan, zonder schroom.

5 (064-6) Zij verstouten zich tot een boos stuk, spreken er over, valstrikken te leggen, zeggen: Wie ziet naar hen om?

6 (064-7) Met schrander overleg denken zij ongerechtigheden uit: wij zijn gereed; een goed overlegd plan! en ieders binnenste en hart is ondoorgrondelijk.

7 (064-8) Daar treft God hen met een pijl, onverhoeds vallen de slagen op hen.

8 (064-9) Hun tong doet hen struikelen; alwie hen aanziet schudt het hoofd.

9 (064-10) Alle mensen vrezen en vermelden Gods werk; zij geven acht op hetgeen hij doet.

10 (064-11) De rechtschapene verblijdt zich in den Heer en vindt een toevlucht bij hem, en alle oprechten van hart zullen zich beroemen.