1 Voor den orkestmeester. Van David. Bij het brengen van de aandenkingsgave. (070-2) God, kom mij verlossen, Heer, spoed u mij ter hulpe.
2 (070-3) Dat beschaamd en schaamrood worden zij die mij naar het leven staan; dat terugdeinzen en te schande worden zij die behagen scheppen in mijn ongeluk;
3 (070-4) dat wederkeren vanwege hun schande zij die zeggen: Ha, ha!
4 (070-5) Maar mogen in u zich verblijden en verheugen allen die u zoeken, en mogen voortdurend zeggen: Verheerlijkt worde God! zij die uw heil liefhebben.
5 (070-6) En ik, ellendige en arme, God, spoed u tot mij; mijn hulpe en mijn redder zijt gij, Heer, talm niet.