1 Voor den orkestmeester. "Verderf niet". Een psalm van Azaf. Een lied. (075-2) Wij loven u, o God, wij loven; zij die uw naam aanroepen gewagen van uw wonderen. --
2 (075-3) Wanneer ik den rechten tijd aangrijp, dan richt ik in billijkheid;
3 (075-4) al siddert de aarde met al haar bewoners, ik heb haar zuilen vastgezet. --
4 (075-5) Ik zeg tot de overmoedigen: Roemt niet! en tot de bozen:
5 (075-6) Draagt den hoorn niet hoog! Draagt uw hoorn niet zo hoog tegen den Hooge, spreekt niet verwaten tegen den Rotssteen;
6 (075-7) want niet uit het oosten of uit het westen, noch uit de woestijn komt de verhooging;
7 (075-8) maar God is rechter: dezen vernedert en genen verhoogt hij.
8 (075-9) Want een beker is in des Heeren hand met schuimenden wijn, vol gemengden drank, en hij schenkt daaruit; zelfs de droesem moet opgeslorpt en gedronken worden door alle bozen der aarde.
9 (075-10) Maar ik zal voor eeuwig jubelen, met stem en snaren den God Jakobs loven,
10 (075-11) en alle hoornen der bozen zal ik afslaan; verhoogd zullen worden de hoornen der rechtschapenen.