Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Psalmen 96

1 Zingt tot eer van den Heer een nieuw lied, zingt allen, gij aardbewoners, den Heer ter eer;

2 zingt den Heer ter eer, looft zijn naam, boodschapt zijn heil van zee tot zee,

3 vermeldt onder de natien zijn eer, onder alle volkeren zijn wonderen.

4 Want groot is de Heer en zeer te prijzen, geducht is hij boven alle goden;

5 immers, alle goden der volken zijn afgoden, en de Heer heeft den hemel gemaakt.

6 Majesteit en luister zijn voor zijn aangezicht, macht en heerlijkheid in zijn heiligdom.

7 Geeft aan den Heer, gij geslachten der volkeren, geeft aan den Heer eer en macht;

8 geeft aan den Heer de eer zijns naams, draagt geschenken aan en komt in zijn voorhoven;

9 werpt u voor den Heer neder in heiligen feestdos. Krimpt allen voor hem ineen, gij aardbewoners!

10 Zegt onder de natien: De Heer is koning; ook heeft hij de wereld vastgezet, onwankelbaar, hij richt de volkeren in billijkheid.

11 De hemel verblijde zich, de aarde zij verheugd, buldere de zee en haar volheid,

12 juiche het veld en alwat er op is! Dan zullen alle bomen des wouds jubelen voor den Heer;

13 want hij komt, hij komt om de aarde te richten; hij zal de wereld richten in gerechtigheid, en de volkeren in zijn trouw.