Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Psalmen 97

1 De Heer is koning. De aarde verheuge zich, dat zich verblijden der kustlanden menigte!

2 Wolken en donkerheid zijn rondom hem, gerechtigheid en gericht is het steunsel van zijn troon;

3 vuur gaat voor hem uit en zet aan alle kanten zijn tegenstanders in vlam.

4 Zijn bliksems verlichtten de wereld; de aarde zag het en kromp ineen.

5 Bergen versmolten als was voor den Heer, voor den Heer der ganse aarde.

6 De hemelen verkondigden zijn gerechtigheid, en alle volkeren zagen zijn heerlijkheid.

7 Alle beeldendienaars worden te schande, zij die op de afgoden zich beroemen. Werpt u allen voor hem neder, gij goden!

8 Sion heeft het met blijdschap gehoord, de dochters van Juda verheugen zich om uw gerichten, Heer;

9 want gij, Heer, zijt hoog boven de ganse aarde, hoog verheven zijt gij boven alle goden.

10 Gij die den Heer liefhebt, haat het kwade! De Heer bewaart het leven zijner vromen, verlost hen uit der bozen hand.

11 Licht gaat op voor den rechtschapene, blijdschap voor de oprechten van hart.

12 Verblijdt u, rechtschapenen, in den Heer, looft zijn heiligen naam!