1 Een psalm. Zingt ter ere van den Heer een nieuw lied; want hij heeft wonderen gedaan; hem hielp zijn rechterhand en heilige arm.
2 De Heer heeft zijn heil doen kennen, voor het oog der natien zijn gerechtigheid geopenbaard:
3 hij heeft gedacht aan zijn goedertierenheid jegens jakob, aan zijn trouw jegens het huis Israel; alle einden der aarde hebben gezien het heil onzes Gods.
4 Juicht, aardbewoners, allen tot eer van den Heer, barst los in gejubel, speelt en zingt,
5 speelt en zingt tot eer van den Heer met de citer, met citer en psalmgezang,
6 met trompetten en bazuingeschal. Juicht voor het aangezicht van den koning God!
7 Buldere de zee en haar volheid, het aardrijk en die het bewonen;
8 laten de stromen in de handen klappen, de bergen tegader jubelen voor den Heer;
9 want hij komt, hij komt om de aarde te richten. Hij zal de wereld richten in gerechtigheid, de volkeren in billijkheid.