Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Exodus 17

1 De gehele gemeente der Israelieten brak op uit de woestijn Sin, trok van halte tot halte, naar des Heeren bevel, en legerde zich in Rafidim. Maar daar was geen drinkwater voor het volk.

2 Daarom maakte het twist met Mozes en zeide: Geef ons water, om te drinken! Maar Mozes zeide tot hen: Wat maakt gij twist met mij? wat stelt gij den Heer op de proef?

3 Aldaar dorstte het volk naar water en morde het tegen Mozes, zeggende: Waarom hebt gij ons uit Egypte gevoerd, om mij, mijn zonen en mijn vee van dorst te doen omkomen?

4 Toen riep Mozes tot den Heer: Wat zal ik met dit volk doen? Het verschilt niet veel, of zij stenigen mij.

5 En de Heer zeide tot Mozes: Trek voor het volk uit, neem enige van Israels oudsten met u, vat uw staf, dien waarmede gij den Nijl geslagen hebt, in de hand en begeef u op weg.

6 Zie, ik zal voor uw ogen daar op de rots op den Horeb staan. Dan moet gij de rots slaan; er zal water uitkomen, en het volk zal drinken. Mozes deed alzo ten aanschouwen van Israels oudsten

7 en noemde die plaats Massa en Meriba; omdat de Israelieten daar twist gemaakt en den Heer op de proef gesteld hadden, zeggende: Is de Heer al dan niet in ons midden?

8 Daarna kwam Amalek in Rafidim de Israelieten bestrijden.

9 Toen zeide Mozes tot Jozua: Kies ons manschappen uit en trek uit ten strijde tegen Amalek. Morgen zal ik mij op den top van den heuvel plaatsen, den staf Gods in de hand.

10 Jozua deed zoals Mozes hem gezegd had en trok uit ten strijde tegen Amalek, terwijl Mozes, Aaron en Hur den top des heuvels bestegen.

11 Zo dikwerf nu Mozes zijn handen omhooghield, had Israel de overhand; maar zodra hij zijn handen liet zinken, Amalek.

12 Toen Mozes handen zwaar werden, namen zij een steen en plaatsten dien onder hem; hij ging er op zitten, terwijl Aaron en Hur zijn handen, gene aan de ene, deze aan de andere zijde, steunden. Zo hielden zijn handen het uit tot zonsondergang

13 en versloeg Jozua Amalek en zijn volk met het scherp van het zwaard.

14 Toen zeide de Heer tot Mozes: Schrijf het ter gedachtenis in een boek, en prent Jozua in dat ik de nagedachtenis van Amalek van onder den hemel geheel zal uitwissen.

15 En Mozes bouwde een altaar, hetwelk hij noemde: De Heer is mijn banier,

16 en hij zeide: De hand aan de banier van den Heer! Oorlog van den Heer tegen Amalek, van geslacht tot geslacht.