Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Exodus 24

1 Tot Mozes zeide hij: Klim tot den Heer op met Aaron, Nadab, Abihu en zeventig van Israels oudsten, en werpt u op groten afstand terneder:

2 Mozes alleen zal tot den Heer naderen; maar zij mogen niet naderen, en het volk mag niet met hem opklimmen.

3 Mozes nu kwam en deelde aan het volk al de woorden des Heeren en de verordeningen mede; waarop het gehele volk eenstemmig antwoordde: Alwat de Heer gesproken heeft zullen wij doen.

4 Nu schreef Mozes al de woorden van den Heer op, maakte zich den volgenden morgen gereed en bouwde een altaar aan den voet des bergs, benevens twaalf wij-steenen voor de twaalf stammen Israels.

5 Voorts zond hij de Israelietische jongelingen, en dezen brachten stieren als dankoffers voor den Heer.

6 Toen nam Mozes de ene helft van het bloed en deed het in bekkens, terwijl hij de andere helft op het altaar sprengde.

7 Daarna nam hij het verbondsboek en las het aan het volk voor; waarop dit zeide: Alwat de Heer gezegd heeft zullen wij doen, en wij zullen gehoorzamen.

8 En Mozes nam het bloed, besprengde daarmede het volk en zeide: Dit is het bloed van het verbond hetwelk de Heer met u sluit, op grond van al deze woorden.

9 Toen klom Mozes met Aaron, Nadab en Abihu en zeventig van Israels oudsten op,

10 en zij zagen den god van Israel; onder zijn voeten was als een vloer van saffiersteen, klaar als de hemel zelf.

11 Hij strekte zijn hand niet naar Israels aanzienlijken uit, en zij aanschouwden God en aten en dronken.

12 De Heer zeide tot Mozes: Klim tot mij op den berg en vertoef aldaar; opdat ik u de stenen tafelen geve en de wet en het gebod die ik geschreven heb om hen te onderrichten.

13 Zo stond Mozes op, met zijn dienaar Jozua en Mozes beklom den berg Gods;

14 nadat hij tot de oudsten gezegd had: Blijft hier totdat wij tot u terugkeren. Inmiddels zijn Aaron en Hur bij u; alwie een rechtzaak heeft begeve zich tot hen.

15 Toen Mozes den berg beklom, bedekte de wolk den berg.

16 De heerlijkheid des Heeren verbleef op den berg Sinai, die zes dagen lang door de wolk bedekt was. En op den zevenden riep hij Mozes uit het midden der wolk.

17 Des Heeren heerlijkheid had in het oog der Israelieten de gedaante van een brandend vuur, op den top des bergs.

18 Mozes dan ging de wolk in, den berg op. En Mozes bleef op den berg veertig dagen en nachten.