Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Exodus 35

1 En Mozes vergaderde de gehele gemeente der Israelieten en zeide tot hen: Dit is wat de Heer bevolen heeft te doen.

2 Zes dagen zal arbeid verricht worden; maar op den zevenden dag moet het bij u zijn een dag van volkomen rust, aan den Heer gewijd; alwie daarop arbeid verricht zal ter dood gebracht worden.

3 Gij zult op den rustdag geen vuur aansteken in een uwer woningen.

4 Mozes zeide tot de gehele gemeente der Israelieten: Dit is het wat de Heer bevolen heeft:

5 Heft van uzelven een gave voor den Heer; ieder wiens hart er hem toe drijft brenge haar, de gave voor den Heer, goud, zilver en koper,

6 violet, purper en karmijn, katoen en geitenhaar,

7 roodgeverfde ramshuiden, marokijn en acaciastammen,

8 olie voor den kandelaar en specerijen voor de zalfolie en den offerwierook,

9 onyxen en inzetsteenen voor het schouderkleed en de borsttas.

10 leder deskundige onder u kome en vervaardige alwat de Heer bevolen heeft:

11 den tabernakel en zijn tent, benevens zijn dekkleed, zijn haken, stijlen, sluitbomen, pilaren en voetstukken,

12 de ark met haar draagstangen en het deksel, alsmede het voorhangseltapijt,

13 de tafel met haar draagstangen en al haar gereedschap, benevens het toonbrood,

14 den lichtkandelaar met al zijn gereedschap en zijn lampen, benevens de olie voor den kandelaar

15 het wierookaltaar met zijn draagstangen, de zalfolie en den offerwierook, het deurtapijt voor den ingang van den tabernakel,

16 het brandofferaltaar met zijn koperen bekleedsel, zijn draagstangen en al zijn gereedschap, het waschvat met zijn voetstuk,

17 de zeilen van het voorhof, zijn pilaren en hun voetstukken, alsmede het tapijt van de poort des voorhofs,

18 de pinnen van den tabernakel en van het voorhof, benevens hun touwen,

19 het ambtsgewaad waarin in het heiligdom dienst moet worden gedaan, de heilige klederen van den priester Aaron en de priesterkleederen zijner zonen.

20 Toen ging de gehele gemeente der Israelieten van Mozes heen,

21 en allen wier hart hen opwekte en wier geest hen aandreef kwamen en brachten een gave aan den Heer, voor het werk van de tent der samenkomst, voor haar gehelen dienst en voor de heilige klederen.

22 De mannen kwamen met de vrouwen: ieder wiens hart hem dreef bracht gespen, ringen, zegelringen en halssieraden, allerlei gouden voorwerpen. leder die een offer van goud aan den Heer had aan te bieden,

23 en ieder die in het bezit was van violet, purper, karmijn katoen, geitenhaar, roodgeverfde ramshuiden of marokijn bracht dat;

24 ieder die een gave van zilver of koper had te wijden bracht ze als gave aan den Heer, en ieder die acaciastammen bezat voor enig deel van het werk bracht ze.

25 Elke kunstvaardige vrouw spon met eigen hand en bracht het gesponnene, violet, purper, karmijn en katoen.

26 Ook sponnen alle vrouwen die zich door haar kunstvaardigheid daartoe opgewekt gevoelden het geitenhaar.

27 En de vorsten brachten de onyxen en de inzetsteenen voor het schouderkleed en de borsttas,

28 de specerijen en de olie voor den kandelaar, de zalfolie en den offerwierook.

29 Iedere man of vrouw wiens hart hem dreef om iets te brengen voor enig deel van het werk, dat de Heer door Mozes bevolen had te vervaardigen, bracht dat als vrijwillige gave aan den Heer.

30 Toen zeide Mozes tot de Israelieten: Ziet, de Heer heeft met name Besaleel, den zoon van Uri, den zoon van Hur, uit den stam van Juda, geroepen,

31 en heeft hem vervuld met den geest Gods, met wijsheid, doorzicht en kennis van allerlei werk,

32 om ontwerpen te beramen en te arbeiden in goud, zilver en koper,

33 in het graveren van stenen, om ze in te zetten, en het houtsnijden om allerlei goed beraamd werk te verrichten;

34 hij gaf hem het vermogen te onderwijzen, hem en Oholiab, den zoon van Ahizamach, uit den stam Dan;

35 hij heeft hen vervuld met kunstvaardigheid, om allerlei werk te verrichten, van ambachtslieden, kunstenaars en bewerkers van bont goed, violet, purper, karmijn en katoen, en dat van wevers; zodat zij allerlei werk vervaardigen: en ontwerpen beramen kunnen.