Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Exodus 40

1 De Heer sprak tot Mozes:

2 Op den eersten dag der eerste maand moet gij den tabernakel van de tent der samenkomst oprichten;

3 gij moet daarin de ark der Geboden plaatsen en haar door het voorhangsel aan het oog onttrekken.

4 Breng dan de tafel binnen en schik er op wat er op behoort; breng den luchter binnen en zet er de lampen op;

5 plaats ook het gouden wierookaltaar voor de ark der Geboden, en hang het tapijt van den ingang aan den tabernakel op.

6 Zet dan het brandofferaltaar voor den ingang des tabernakels van de tent der samenkomst;

7 plaats het waschvat tussen de tent der samenkomst en het altaar en doe er water in.

8 Maak er het voorhof omheen en hang het tapijt van de poort des voorhofs op.

9 Neem dan de zalfolie en zalf den tabernakel met alwat er in is en heilig hem aldus met al zijn gereedschap; dan zal hij heilig zijn.

10 Zalf ook het brandofferaltaar met al zijn gereedschap en heilig aldus het altaar; dan zal het altaar hoogheilig zijn.

11 Zalf ook het waschvat met zijn voetstuk en heilig het.

12 Doe dan Aaron en zijn zonen naderen tot den ingang van de tent der samenkomst en was hen met water.

13 Trek dan Aaron de heilige klederen aan, zalf en heilig hem; dan zal hij mij ten priester zijn.

14 Ook zijn zonen moet gij doen naderen en hun de hemden aantrekken.

15 Zalf hen dan zoals gij hun vader gezalfd hebt; dan zullen zij mij tot priesters zijn, en hun zalving zal hun tot een eeuwig priesterschap strekken voor alle geslachten.

16 En Mozes deed naar alwat de Heer hem bevolen had; juist zo deed hij.

17 Op den eersten dag der eerste maand van het tweede jaar is de tabernakel opgericht.

18 Mozes richtte dan den tabernakel op, plaatste de voetstukken, zette de stijlen er in, stak de sluitbomen daaraan, richtte de pilaren op,

19 spande de tent over den tabernakel en legde de dekkleeden der tent daarover heen, zoals de Heer Mozes bevolen had.

20 Voorts nam hij de Geboden, legde die in de ark, stak de draagstangen aan de ark en plaatste het deksel boven op de ark.

21 Daarna bracht hij de ark in den tabernakel, hing het voorhangseltapijt op en onttrok zo de ark der Geboden aan het oog, zoals de Heer Mozes bevolen had.

22 Toen zette hij de tafel in de tent der samenkomst, aan de noordzijde van den tabernakel buiten het voorhangsel,

23 en schikte daarop het brood voor des Heeren aangezicht, zoals de Heer Mozes bevolen had.

24 Ook plaatste hij den luchter in de tent der samenkomst tegenover de tafel, aan de zuidzijde van den tabernakel,

25 en zette er de lampen op voor des Heeren aangezicht, zoals de Heer Mozes bevolen had.

26 Ook zette hij het gouden altaar in de tent der samenkomst voor het voorhangsel,

27 en stak daarop het wierookoffer aan, zoals de Heer Mozes bevolen had.

28 Ook hing hij het tapijt van den ingang aan den tabernakel op.

29 Hij zette ook het brandofferaltaar aan den ingang van den tabernakel van de tent der samenkomst, en bracht daarop het U brandoffer en het meeloffer, zoals de Heer Mozes bevolen had.

30 Het waschvat zette hij tussen de tent der samenkomst en het altaar en deed er waschwater in;

31 waarmede Mozes, Aaron en zijn zonen zich handen en voeten wiesen.

32 Als zij in de tent der samenkomst kwamen of naderden tot het altaar wiesen zij zich, zoals de Heer Mozes bevolen had.

33 Ook stelde hij het voorhof op, om den tabernakel en het altaar heen, en hing het tapijt der poort van het voorhof op. Zo voltooide Mozes het werk.

34 Toen bedekte de wolk de tent der samenkomst en vervulde des Heeren heerlijkheid den tabernakel;

35 zodat Mozes de tent der samenkomst niet kon binnentreden, omdat daarop de wolk vertoefde en des Heeren heerlijkheid den tabernakel vervulde.

36 En als de wolk van boven den tabernakel opsteeg braken de Israelieten op bij al hun tochten.

37 Maar als de wolk niet opsteeg, braken zij niet op voordat zij opsteeg.

38 Want des Heeren wolk was op den tabernakel des daags, en een vuur was daarin des nachts, ten aanschouwen van het gehele huis Israels, op al hun tochten.