Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Spreuken 11

1 Van een valse weegschaal heeft de Heer een afschuw, maar in eerlijk gewicht heeft hij welbehagen.

2 Komt de overmoed, dan komt ook de schande, maar bij de ootmoedigen is wijsheid.

3 Der braven onberispelijkheid is hun tot leidsvrouw, maar der trouwelozen valsheid stort hen in het verderf.

4 Rijkdom baat niet ten dage der gramschap, maar rechtschapenheid redt van den dood.

5 Des deugdzamen rechtschapenheid effent hem den weg, maar de boze valt door zijn boosheid.

6 Der braven rechtschapenheid redt hen, maar de trouwelozen worden in hun begeerlijkheid verstrikt.

7 Bij den dood van een boos mens gaat zijn hoop te loor, en is de verwachting der slechtaards uitgelopen op niets.

8 De rechtschapene wordt uit de benauwdheid gered, en de boze komt in zijn plaats.

9 Met den mond richt de goddeloze zijn naaste te gronde, maar de rechtschapenen worden door hun kennis gered.

10 Om den voorspoed der rechtschapenen jubelt een veste, en om den ondergang der bozen is er gejuich.

11 Door der braven zegenbede komt een stad in de hoogte, maar door den mond der bozen raakt zij in de neer.

12 Een verstandeloze smaalt op zijn naaste, maar een verstandig man zwijgt.

13 Wie als onruststoker rondloopt verklapt een geheim, maar wie betrouwbaar van geest is kan iets verborgen houden.

14 Waar overleg ontbreekt komt een volk ten val, maar waar de raadgevers talrijk zijn is heil.

15 Kwalijk vergaat het hem die borg blijft voor een ander, maar wie een afkeer heeft van handslag geven leeft gerust.

16 Een bevallige vrouw verkrijgt eer, en geweldenaars verkrijgen rijkdom.

17 Een liefderijk man bevordert zijn eigen geluk, maar een wreedaard pijnigt zijn eigen vlees.

18 De boze maakt winst die niet gedijt, maar wie rechtschapenheid zaait heeft een loon dat blijft.

19 Wie zijn zin zet op rechtschapenheid gaat ten leven, maar wie het slechte najaagt ten dode.

20 Een afschuw heeft de Heer van de verdraaiden van hart, maar welbehagen in hen die onberispelijk zijn van wandel.

21 Zekerlijk blijft de boze niet ongestraft, maar het kroost der rechtschapenen loopt vrij.

22 Een gouden ring in een varkenssnuit--een schone vrouw zonder smaak.

23 Der rechtschapenen wens is louter het goede, maar der goddelozen hoop is verbolgenheid.

24 Er zijn er die uitstrooien en nog meer krijgen, ook die meer dan betamelijk sparen en louter achteruitteren.

25 Een weldadige ziel wordt rijk gemaakt, wie drenkt wordt ook zelf gelaafd.

26 Wie het koorn inhoudt wordt door het volk gevloekt, maar een zegenbede komt op het hoofd van hem die verkoopt.

27 Wie naar het goede jaagt zoekt welbehagen, maar wie naar het kwade haakt, hem zal het treffen.

28 Wie op zijn rijkdom vertrouwt, die verwelkt, maar als loof zullen de rechtschapenen uitspruiten.

29 Wie zijn huis in het verderf stort beerft wind, een dwaas wordt de slaaf van den wijze.

30 Des rechtschapenen vrucht is een levensboom, een wijze wint zielen.

31 Indien de rechtschapene op aarde krijgt wat hem toekomt, hoeveel te meer de boze en zondaar!