Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Spreuken 16

1 Des mensen werk zijn de overleggingen des harten, maar van den Heer komt wat de tong antwoordt.

2 Een mens houdt al zijn wegen voor zuiver, maar die de geesten weegt is de Heer.

3 Beveel uw werken aan den Heer, opdat uw plannen worden tenuitvoergelegd.

4 De Heer heeft alles gemaakt voor het doel dat hij er mee beoogt, ook den boze voor den dag des ongeluks.

5 Afschuw heeft de Heer van elken hoogmoedige, zekerlijk blijft deze niet ongestraft.

6 Door vroomheid en trouw wordt schuld gezoend, door vreze voor den Heer vermijdt men het kwaad.

7 Wanneer de Heer een welbehagen heeft in iemands weg, doet hij ook diens vijanden vrede met hem houden.

8 Beter weinig met deugd dan rijke inkomsten met onrecht.

9 Des mensen hart overdenkt zijn weg, maar de Heer stiert zijn gang.

10 Een godsspraak is op des konings lippen, in de rechtspraak feilt zijn mond niet.

11 Eerlijke balans en weegschaal zijn van den Heer, zijn werk zijn al de gewichten in den buidel.

12 Koningen verafschuwen het plegen van een boos stuk, want een troon staat vast door gerechtigheid.

13 Een koning heeft welbehagen in eerlijke lippen, hij heeft hem lief die de waarheid spreekt.

14 Eens konings gramschap is een doodsbode, maar een wijs man verzoent haar.

15 In het licht van 's konings aangezicht is leven, en zijn welbehagen is als een wolk die den voorjaarsregen brengt.

16 Het is beter wijsheid te verwerven dan goud, verkieslijker doorzicht te verwerven dan zilver.

17 De heirbaan der braven is het mijden van het kwade, en wie op zijn wandel achtslaat bewaart zijn leven.

18 Aan den val gaat trots vooraf, aan de struikeling hoovaardij.

19 Beter nederig te zijn met de ootmoedigen dan buit te delen met de hoogmoedigen.

20 Wie op het Woord let vindt geluk, en wie op den Heer betrouwt, heil hem!

21 Een wijze van hart wordt verstandig genoemd, en zoetheid van lippen vermeerdert de lering.

22 Goed inzicht is voor zijn bezitter een levensbron, maar de straf der zotten is zotheid.

23 Des wijzen hart maakt zijn mond verstandig, en vermeerdert de lering op zijn lippen.

24 Liefelijke woorden zijn een honingraat, zoet voor de ziel en heilzaam voor het gebeente.

25 Soms houdt iemand een weg voor den rechten, die toch uitloopt op den dood.

26 De honger van den slover drijft hem aan tot sloven, want zijn mond legt hem een zwaren last op.

27 Een deugniet graaft een kuil van onheil, en op zijn lippen is als een verzengend vuur.

28 Een man met slinksche streken stookt het twistvuur aan, een oorblazer vervreemdt vrienden.

29 Een gewelddadig man verleidt zijn naaste, en brengt hem op een weg die niet deugt.

30 Wie zijn ogen toeknijpt ziet op slinksche streken, wie zijn lippen samenperst sticht onheil.

31 Een heerlijke kroon is het grijze haar, op den weg der gerechtigheid wordt zij gevonden.

32 Een lankmoedige overtreft een held, wie zichzelf beheerst hem die een stad inneemt.

33 Het lot wordt in den schoot geworpen, maar alwat daardoor beslist wordt komt van den Heer.