Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Spreuken 20

1 Een lichtzinnige is de wijn, een levenmaker de drank, alwie zich daar aan overgeeft is niet wijs.

2 Als het gegrom van een leeuw is de schrik dien een koning aanjaagt, wie hem vertoornt vergrijpt zich aan zichzelf.

3 Het is een eer voor een man buiten twist te blijven, maar alwie dwaas is zoekt ruzie.

4 In den herfst ploegt de luiaard niet; vraagt hij dan vrucht in den oogsttijd, zo is er niets.

5 De raadslag in iemands hart zij een diep water, iemand van doorzicht diept dien toch op.

6 De meeste mensen ontmoeten iemand die liefderijk gezind is; maar een betrouwbaar man, wie vindt dien?

7 Iemand die deugdzaam van wandel is, een rechtschapene--gelukkig zijn kinderen na hem!

8 Een koning op den rechterstoel gezeten doet met zijn ogen alwat slecht is verstuiven.

9 Wie zal zeggen: Ik heb mijn hart zuiver gehouden, ik ben rein van zonde gebleven?

10 Tweeerlei gewicht en tweeerlei maat, de Heer verafschuwt die beide.

11 Reeds de knaap laat zich aan zijn gedrag kennen, of zijn doen rein en braaf is.

12 Het oor dat hoort en het oog dat ziet, de Heer heeft ze beide gemaakt.

13 Wees geen minnaar van den slaap, opdat gij niet tot armoede vervalt; houd de ogen open, zo zult gij volop brood hebben.

14 Duur, duur! zegt de koper, maar als hij weggaat, dan beroemt hij zich.

15 Er is goud en een menigte koralen, maar een kostelijk stuk is verstandige taal.

16 Haal zijn kleed weg, want hij bleef borg voor een ander, neem hem te pand voor vreemden.

17 Zoet is den mens gestolen brood, maar straks is zijn mond vol kiezel.

18 Door beraadslagingen komt een plan ten uitvoer, en voer oorlog met overleg.

19 Wie een geheim openbaart is een onruststoker; geef u dus niet af met een babbelaar.

20 Wie vader of moeder vloekt, zijn licht gaat uit in het stikdonker.

21 Een erf te haastig verkregen zal ten slotte niet ten zegen zijn.

22 Zeg niet: Ik zal kwaad vergelden! wacht op den Heer, dat hij u helpe.

23 Van tweeerlei gewicht heeft de Heer een afschuw, en een valse weegschaal is niet goed.

24 Door den Heer worden eens mans schreden gestierd; de mens hoe zou hij zijn weg verstaan!

25 Een valstrik voor een mens is het ijlings Heilig te roepen en eerst na geloften gedaan te hebben te overleggen.

26 Een wijze koning doet de bozen verstuiven, en laat het rad over hen heengaan.

27 Des mensen geest is een licht van den Heer, het doorzoekt al de schuilhoeken van het hart.

28 Vroomheid en trouw behoeden een koning, en door vroomheid schraagt hij zijn troon.

29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, de tooi der bejaarden is het grijze haar.

30 Striemen van wonden polijsten het binnenste, slagen de schuilhoeken des harten.