Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Prediker 1

1 De woorden van Prediker, den zoon van David, den koning te Jeruzalem.

2 Ijdelheid der ijdelheden! --zegt Prediker--ijdelheid der ijdelheden! Alles is ijdel.

3 Wat heeft de mens aan al de moeite die hij zich geeft onder de zon?

4 Het ene geslacht gaat, het andere komt, en de aarde blijft eeuwig bestaan.

5 En de zon gaat op, de zon gaat onder, en spoedt zich naar haar plaats, waar zij alweer opgaat.

6 De wind gaat naar het zuiden en loopt om naar het noorden; altijddoor loopt de wind rond, en telkens opnieuw vangt hij zijn omloop aan.

7 Alle stromen vloeien naar zee, maar de zee wordt niet vol; naar de plaats waarheen de stromen vloeien, daarheen vloeien zij altijd maar door.

8 Al die dingen matten zich af--onuitsprekelijk; het oog krijgt niet gedaan met het zien, het oor geen rust van het horen.

9 Wat er geweest is, dat zal er weer zijn, en wat gebeurd is, dat zal weer gebeuren; er is niets nieuws onder de zon.

10 Is er iets waarvan men zou willen zeggen: Zie, dit is iets nieuws--het is er al lang geweest, in een tijd die ver achter ons ligt.

11 Van het voorgeslacht is geen herinnering gebleven, en ook van het nageslacht, het geslacht dat komen zal, zal geen herinnering blijven bij hen die nog later zullen leven.

12 Ik, Prediker, was koning over Israel te Jeruzalem.

13 Ik legde er mij op toe, alwat onder den hemel geschiedt met wijsheid uit te vorschen en na te speuren. Dit is een kwade bezigheid, die God den mensenkinderen gegeven heeft om er zich mee te kwellen.

14 Ik lette op al het werk dat onder de zon verricht wordt, en zie, alles was ijdelheid en najagen van wind;

15 het kromme kan niet recht worden, en het ontbrekende niet worden geteld.

16 Ik zeide bij mijzelf: Zie, ik heb grote en steeds groter wijsheid verworven, meer dan allen die voor mij over Jeruzalem hebben geregeerd, en mijn hart heeft rijkelijk wijsheid en kennis opgedaan.

17 Maar toen ik er mij op toelegde om de wijsheid te leren kennen en het onverstand en de zotternij, heb ik ingezien dat ook dit is najagen van wind;

18 want bij veel wijsheid is veel verdriet, en wie veel kennis verzamelt, verzamelt veel smart.