Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Hooglied 5

1 --lk ben in mijn hof gekomen, mijn zuster bruid, ik heb mijn mirre en balsem geplukt, gegeten van mijn raten en honing, gedronken van mijn wijn en melk! Eet, vrienden, drinkt en wordt dronken, makkers!

2 Ik sliep, maar mijn hart waakte--daar hoorde ik mijn beminde aankloppen! --Doe mij open, mijn zuster, mijn liefste, mijn duive, mijn volmaakte; want mijn hoofd is bedauwd, mijn lokken zijn met nachtdroppels bevochtigd.

3 --Ik heb mijn kleed uitgetrokken; moet ik het weer aandoen? ik heb mijn voeten gewassen; moet ik ze weer bezoedelen? --

4 Mijn beminde stak de hand door het deurgat--daar werd mijn binnenste ontroerd over hem.

5 Ik stond op om voor mijn beminde open te doen--daar dropen mijn handen van mirre, mijn vingers van vloeiende mirre, bij het aanvatten van het slot.

6 Ik deed voor mijn beminde de deur open; maar mijn beminde had zich omgewend, was heengegaan. Mijn zinnen hadden mij begeven toen hij sprak. Ik zocht hem, maar vond hem niet, ik riep hem, maar hij antwoordde mij niet.

7 Mij vonden de wachters, die in de stad de ronde doen, zij sloegen en kwetsten mij; mijn mantel namen mij af de wachters der muren.

8 Ik bezweer u, dochters van Jeruzalem, als gij mijn beminde vindt, wat zult gij hem vertellen? Dat ik krank ben van liefde.

9 Waarin overtreft uw beminde een ander, gij schoonste der vrouwen? Waarin overtreft uw beminde een ander, dat gij ons zo bezweert?

10 Mijn beminde is glanzend en rood, uitstekend boven tienduizend:

11 zijn hoofd is goud, fijn goud, zijn lokken zijn palmtwijgen, zwart als een raaf;

12 zijn ogen als die van duiven aan waterbeken: badende in melk, schoongekast;

13 zijn kaken zijn als balsembedden, waarop geurige planten groeien; zijn lippen lelien, druppend van vloeiende mirre;

14 zijn handen gulden bogen, in chrysoliet gezet; zijn lijf is een elpenbeenen kunstwerk, bedekt met saffieren;

15 zijn schenkels zijn marmeren zuilen, op gouden voetstukken rustend; zijn aanblik is als de Libanon, uitgelezen als de cederen;

16 zijn gehemelte is zoetigheid; ja, hij is een en al kostelijk. Zo is mijn beminde, zo is mijn vriend, gij dochters van Jeruzalem!