Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Jesaja 15

1 De godsspraak Moab. Ach, dat in den nacht der verwoesting Ar-Moab verdelgd is, ach, dat in den nacht der verwoesting Kir-Moab verdelgd is!

2 De dochter Dibons stijgt op naar de hoogten om te wenen; over Nebo en Medeba weeklaagt Moab; op ieders hoofd is een plek kaalgeschoren, ieders baard is afgesneden.

3 Op zijn straten heeft men het rouwkleed omgord, op zijn daken en pleinen weeklagen allen, wegsmeltend in geween.

4 Hesbon en Eleale krijten, tot Jahas wordt hun stem gehoord. Daarom maken Moabs slagvaardigen misbaar, is zijn ziel verslagen.

5 Mijn hart krijt over Moab, welks vluchtelingen komen tot Soar met drievoudig gejammer; want den Luhith-pas bestijgt men wenend, want op den weg naar Horonaim slaken zij een kreet om de breuke;

6 want de wateren van Nimrim worden een woestenij, dewijl het gras is verdord, het kruid vergaan, het groen verdwenen.

7 Daarom, de overwinst die zij gemaakt hebben en wat zij hebben opgelegd, zij dragen het over de Wilgenbeek;

8 want het gekrijt gaat rondom Moabs landpalen, tot Eglaim is zijn geweeklaag, en te Elim-put zijn geweeklaag.

9 Want Dimons wateren zijn vol bloed--want ik zal over Dimon nog meer rampen brengen, over Moabs overschot een leeuw, en over hetgeen van het land overblijft.