Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Jesaja 17

1 De godsspraak Damaskus. Zie, Damaskus wordt weggenomen uit de rij der steden, en wordt een bouwval;

2 haar steden zijn verlaten voor immer, worden prijsgegeven aan de kudden, die er neerliggen, door niemand opgeschrikt.

3 Verdwenen zal zijn de veste uit Efraim, het koningsschap uit Damaskus; en Arams overschot zal het vergaan als der heerlijkheid van Israels zonen, spreekt de Heer der heirscharen.

4 Te dien dage zal Jakobs heerlijkheid onbeduidend zijn, mager het vet van zijn vlees;

5 en het zal gaan als wanneer een maaier koorn inzamelt en zijn arm aren afsnijdt, of als wanneer iemand aren raapt in de vallei der Refaieten:

6 er blijft een nalezing in over, als bij het afslaan der olijven, twee, drie stuks boven in den top, vier, vijf aan de takken van den vruchtboom, spreekt de Heer, de god Israels.

7 Te dien dage zal de mens achtslaan op zijn Maker, en zullen zijn ogen zien naar Israels Heilige;

8 hij zal geen achtslaan op de altaren, het maaksel zijner handen, niet zien naar het gewrocht zijner vingeren, de gewijde boomstammen en zonnebeelden.

9 Te dien dage zullen uw steden verlaten zijn, als de verlaten plaatsen der Hiwwieten en der Amorieten, door dezen verlaten uit vrees voor de Israelieten, en het zal een woestenij worden;

10 omdat gij den god uws heils vergeten, aan den Rotssteen uwer sterkte niet gedacht hebt. Daarom, gij legt liefelijke plantsoenen aan, en bepoot die met uitheemsche ranken;

11 reeds op den dag dat gij plant doet gij uitlopen, op den morgen dat gij het zaad strooit het uitspruiten; maar weg is de oogst ten dage der smartelijke wonde en vlijmende pijn.

12 Ha, een rumoer veler volken! Aan het rumoer der zee is hun rumoer gelijk; een gedruis van natien! op het gedruis van geweldige wateren gelijkt hun gedruis.

13 Natien druisen als het druisen veler wateren; maar hij bestraft ze, en zij vlieden verweg, voortgejaagd als kaf op de bergen voor den wind, als dorre bladeren voor den storm uit.

14 Tegen den avond, daar is verschrikking! voor den morgen zijn zij verdwenen. Dat is het deel onzer plunderaars, het lot onzer berovers.