Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Jesaja 27

1 Te dien dage zal de Heer straffen met zijn geweldig, groot, sterk zwaard het gedrocht de Vluchtende Slang en het gedrocht de Kronkelende Slang, en zal doden den Draak in den groten plas.

2 Zingt te dien dage van een begeerlijken wijngaard!

3 Ik, de Heer, ben zijn bewaker, elk ogenblik bevochtig ik hem; opdat zijn loof niet afgerukt worde, bewaak ik hem dag en nacht.

4 Ik heb geen wrok. Vind ik doornen en distelen, in oorlog zal ik er op losgaan, het gans en al in brand steken;

5 tenzij men mijn sterkte aangrijpt en met mij vrede maakt, vrede met mij maakt.

6 In de dagen die komen zal Jakob wortel schieten, Israel bloeien en uitbotten; zodat de aardbodem vol wordt van vruchten.

7 Heeft hij het geslagen zoals hij geslagen heeft hem die het sloeg? of is het gedood gelijk zij die het doodden gedood zijn?

8 Met schudding en wegjaging heeft hij het bestreden, het wegvagend met zijn geweldigen adem op den dag van den oostenwind.

9 Dies wordt hierdoor Jakobs schuld verzoend, en is dit de volle vrucht van de verwijdering zijner zonde, wanneer het alle altaarsteenen maakt als stukgeslagen brokken kalk, en de gewijde boomstammen en zonnebeelden niet overeind blijven staan.

10 Want de versterkte stad ligt eenzaam, een streek ontvolkt en verlaten als een woestijn; daar weidt het rundvee, daar ligt het neer en vernielt haar takken.

11 Als haar twijgen verdord zijn, worden zij afgebroken; dan komen vrouwen en steken ze in brand. Omdat het een onverstandige natie is, erbarmt zich haar maker niet over haar, en heeft haar formeerder voor haar geen ontferming.

12 Te dien dage zal de Heer vruchten afslaan, van den Eufraatstroom tot Egypte's beek, en gij zult een voor een ingezameld worden, zonen Israels!

13 Te dien dage zal een grote bazuin worden gestoken, en zullen komen de in Assurs land dolenden en de in Egypteland verdrevenen; zij zullen zich neerwerpen voor den Heer, op den heiligen berg te Jeruzalem.