Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Jesaja 32

1 Zie, de koning zal rechtvaardig regeren, de vorsten zullen besturen naar billijkheid;

2 elk hunner zal als een schuilplaats voor den wind zijn, een bescherming tegen den slagregen, als waterbeken in een dorre streek, als de schaduw ener zware rots in een verschroeid land.

3 De ogen der zienden zullen niet gesloten zijn, en de oren der horenden zullen opmerken;

4 het hart der vervaarden zal doorzicht erlangen, de tong der stotteraars vaardig zijn om duidelijk te spreken.

5 Dan heet niet langer de dwaas een edelman, noch de schelm een groot heer.

6 Want een dwaas spreekt dwaasheid, en zijn hart zint op snode dingen, door goddeloosheid te bedrijven en dwalingen tegen den Heer te spreken, door de maag der hongerigen ledig te laten en aan de dorstigen lafenis te onthouden.

7 En de middelen van den schelm zijn schelmerijen; hij beraamt lage streken om de nooddruftigen met leugentaal te havenen, des armen woorden in het gericht te ontzenuwen.

8 Maar de edelman beraamt edele daden, en zulk een staat op hetgeen edel is.

9 Op, onbezorgde vrouwen, hoort naar mijn stem, zorgeloze meisjes, leent het oor aan mijn woord!

10 Nog enigen tijd, nog een jaar, en gij zult beven, gij zorgelozen, want met den wijnoogst is het gedaan, geen inzameling komt er meer.

11 Ontstelt, gij, onbezorgden, beeft, gij, zorgelozen! trekt uw kleed uit, ontbloot u, en gordt u een rouwgewaad om de lenden;

12 slaat u op de borst vanwege het liefelijke veld, vanwege den vruchtbaren wijnstok,

13 vanwege den grond mijns volks, omdat er doornen en distelen opschieten, vanwege alle huizen van vreugde in de dartele veste.

14 Want de burcht is prijs gegeven, het gedruis der stad in stilte verkeerd, de hoogte en de toren zijn spelonken tot in eeuwigheid, een lustoord voor de woudezels, een weideplaats voor de kudden.

15 Totdat over ons uitgestort wordt geest uit den hooge, en de woestijn tot een gaarde wordt, en de gaarde op een bos gelijkt.

16 Dan zal in de woestijn het recht wonen, en de gerechtigheid huizen in de gaarde.

17 De uitwerking der gerechtigheid zal vrede zijn, haar gewrocht afwachten en vertrouwen tot in eeuwigheid.

18 Mijn volk zal wonen in een verblijf des vredes, in veilige woonsteden en plaatsen van onbezorgde rust;

19 terwijl het woud terneer geslagen, terneergeslagen wordt en de stad geslecht, geslecht.

20 Gelukkig gij die zaait aan alle wateren, en rund en ezel vrij laat rondzwerven!