Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Jesaja 52

1 Waak op, waak op, bekleed u met sterkte, Sion, trek uw prachtgewaden aan, Jeruzalem, gij heilige stad! want voortaan zal geen onbesnedene of onreine u meer binnenkomen.

2 Schud het stof van u af, sta op, gij krijgsgevangene, Jeruzalem! maak de koorden van uw hals los, gij krijgsgevangene, dochter Sions!

3 Want zo zegt de Heer: Omniet zijt gij verkocht, zonder geld zult gij worden gelost.

4 Want zo zegt de Heere God: Eerst is mijn volk naar Egypte afgedaald om er te vertoeven; en ten slotte heeft Assur het onderdrukt.

5 Nu dan, wat heb ik hier te doen, spreekt de Heer, dat mijn volk omniet gevangengenomen is, zijn overheerschers pochen, spreekt de Heer, en gestadig dag aan dag mijn naam gesmaad wordt?

6 Daarom zal mijn volk mijn naam kennen te dien dage, weten dat ik het ben, ik, die zeg: Hier ben ik.

7 Hoe lieflijk zijn op de bergen de voeten van den vreugdebode, die vrede verkondigt, een blijmare brengt, van heil gewaagt, die tot Sion zegt: Uw god is koning!

8 Hoor, uw wachters, zij verheffen de stem, jubelen tezamen, omdat zij oog in oog aanschouwen dat de Heer naar Sion wederkeert.

9 Barst los, jubelt altegader, puinhopen van Jeruzalem! want de Heer heeft zijn volk vertroost, Jeruzalem gelost.

10 De Heer heeft zijn heiligen arm ontbloot ten aanschouwen van alle natien, en alle einden der aarde zullen zien het heil onzes gods.

11 Vertrekt, vertrekt, gaat uit van daar; raakt niets onreins aan; gaat heen uit haar midden, reinigt u, gij dragers van 's Heeren vaten!

12 Want niet in angstige haast zult gij vertrekken, niet als vluchtelingen heengaan; de Heer toch gaat aan uw spits, en uw achterhoede is Israels god.

13 Zie, mijn dienaar zal voorspoedig zijn: hij wordt verhoogd, verheven en zeer verheerlijkt.

14 Gelijk velen zich over hem ontzet hebben: zo misvormd was zijn uiterlijk--geen mens meer, en zijn voorkomen--hij geleek geen menschenkind;

15 zo zullen vele natien bij zijn aanblik ontroeren, koningen den mond sluiten; want wat hun niet verhaald was zien zij, wat zij nooit gehoord hadden nemen zij waar.