Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Ezechiël 42

1 Toen voerde hij mij uit naar het buitenvoorhof in de richting van het noorden, en bracht mij bij de kamers die langs het perk lagen en bij die welke langs de noordzijde van het gebouw waren;

2 de breedte was honderd el, aan de noordzijde; de diepte vijftig el, tegenover de poorten van het binnenvoorhof;

3 en tegenover het plaveisel van het buitenvoorhof was balkon aan balkon op de derde verdieping.

4 En voor de kamers liep een gang, tien el breed, honderd el lang, waarop de noordwaarts gerichte deuropeningen der kamers uitkwamen.

5 De bovenste kamers nu waren, omdat de balkons ruimte wegnamen, minder diep dan de middelste en de onderste verdieping.

6 De kamers toch lagen in drie verdiepingen boven elkander en hadden geen zuilen, zoals de voorhoven hadden; daarom was van de onderste twee verdiepingen en de grondvlakte ruimte afgenomen.

7 Een muur liep van buiten evenwijdig met de kamers naar het buitenvoorhof toe, langs de kamers: vijftig el lang;

8 want de kamers aan de zijde van het buitenvoorhof waren vijftig el breed; zij lagen langs het schip; bij elkaar honderd.

9 En beneden die kamers was de ingang aan den oostkant, waardoor men van het buitenvoorhof er in kwam.

10 Ook langs het perk aan de zuidzijde van het gebouw waren kamers,

11 met de gang er voor in alles gelijk aan de kamers aan de noordzijde, even breed en diep, met dezelfde uitgangen, inrichting en deuropeningen.

12 Maar de openingen der kamers waren aan de zuidzijde, terwijl de ingang waardoor men binnenkwam aan de oostzijde was.

13 En hij zeide tot mij: De kamers, die ten noorden en die ten zuiden van het perk liggen, zijn de heilige kamers

14 waar de priesters die tot den Heer naderen het hoogheilige zullen eten; daar zullen zij het hoogheilige neerleggen: het meel offer, het zond offer en het schuldoffer; want de plaats is heilig. Niemand mag hier binnenkomen dan de priesters, en dezen zullen uit het heiligdom niet uitgaan naar het buitenvoorhof, tenzij zij de klederen waarin zij dienstdeden hebben neergelegd; want die zijn heilig: eerst na andere klederen aangetrokken te hebben zullen zij het voorhof van het volk naderen.

15 Na zo alle maten van het binnenste gedeelte des tempels te hebben opgenomen, voerde hij mij naar buiten door de poort die op het oosten lag en mat het geheel aan alle kanten.

16 Hij ging aan een zijwand staan van de poort die op het oosten lag en mat de oostzijde: vijfhonderd roeden, met de meetroede;

17 toen wendde hij zich en mat de noordzijde: vijfhonderd roeden, met de meetroede;

18 toen wendde hij zich naar het zuiden en mat de zuidzijde: vijfhonderd roeden met de meetroede;

19 toen wendde hij zich naar de westzijde en mat: vijfhonderd roeden, met de meetroede.

20 Zo mat het aan vier zijden; de lengte was vijfhonderd, en de breedte was vijfhonderd; en het was met een muur omringd, om het heilige van het gemene te scheiden.