Leidse Vertaling 1912/1994 | Book List

Navigation


 

Hosea 10

1 Een welig uitlopende wijnstok was Israel, overvloedig zijn vrucht; naar gelang zijn vrucht vermeerderde, vermeerderde het de altaren naarmate het zijn land welging, des te schooner wij-steenen maakte het.

2 Vals is hun hart; dies zullen zij boeten. Hijzelf zal hun altaren stukbreken, hun wij-steenen vernielen.

3 Dan zullen zij zeggen: Wij hebben geen koning, omdat wij den Heer niet gevreesd hebben; en deze koning, wat zou hij voor ons doen?

4 Woorden spreken, valse eeden afleggen, een verbond sluiten--als een giftplant schiet de rechtspraak op!

5 Over den stier van Beth-awen zullen de bewoners van Samarie bezorgd zijn, wanneer zijn volk over hem rouw zal bedrijven; want zijn altaardienaars zullen over hem weeklagen, omdat zijn heerlijkheid van hem is weggevoerd.

6 Ook hijzelf zal naar Assur gebracht worden, ten geschenke aan koning Strijdlust. Schaamte zal Efraim bevangen, Israel zal over zijn overleg zich schamen.

7 Samarie is te gronde gericht; zijn koning is als een waterbel op een stroom.

8 Verdelgd worden de afgodische hoogten, Israels zonde, doornen en distelen zullen opschieten op hun altaren, en zij zullen tot de bergen zeggen: Bedekt ons! tot de heuvelen: Valt op ons!

9 Van de dagen van Gibea af heeft Israel gezondigd: daar zijn zij blijven staan, opdat hen de strijd niet bereiken mocht.

10 Op de boosdoeners ben ik aangevallen om hen te tuchtigen; en ik heb tegen hen volken verzameld om hen te tuchtigen en klein te maken.

11 Efraim is een goed afgerichte koe, die van dorsen houdt, maar ik ben op zijn schonen hals gaan zitten: berijden zal ik Efraim; Juda zal ploegen; Jakob zal eggen.

12 Strooit uw zaad uit in rechtschapenheid, oogst naar gelang der vroomheid; ontgint voor u het land der kennis door naar den Heer te vragen, totdat de vrucht der gerechtigheid u ten deel valt.

13 Gij hebt boosheid geploegd, slechtheid geoogst, leugenvruchten gegeten; omdat gij op uw wagens vertrouwd hebt, op de menigte uwer helden.

14 Dies zal krijgsgeschreeuw opgaan onder uw volk, zullen al uw vestingen worden verwoest, gelijk Sjalman Beth-arbel verwoest heeft, op den dag des strijds, toen de moeder met de kinderen verpletterd is.

15 Ja, zo zal ik u, huis Israel, doen wegens uw boosheid. In storm gaat te gronde, te gronde Israels koning.